Cycli en trends lopen als een rode draad door het leven. Het is het fundamentele ritme van de mens, de natuur, maar ook van de economie en de financiële markten. De idee dat de geschiedenis volgens een patroon verloopt, kan daarom worden benut om de toekomstige loop der gebeurtenissen te voorzien. Het grote voordeel is dan dat je daarop kunt inspelen. Dat is ook de reden dat ik bij beleggen gebruik maak van cycli met mijn Trend Tracker systeem.
Vanwege het grote belang van cycli en cyclisch denken, willen we daar aandacht aan besteden in deze artikelenreeks. Achtereenvolgens zullen dat de volgende onderwerpen zijn. Wat is een cyclus eigenlijk? Welke cycli kunnen we onderscheiden in de economie en de financiële markten? En hoe verhouden die zich tot elkaar?
Alles beweegt cyclisch
In het eerste deel behandelden we de belangrijkste economische cycli en gaven we inzicht in de grote golfbewegingen op de huizenmarkt. Het tweede en derde deel ging in op de lange Kondratieffgolf. In het vierde deel lieten we zien hoe overheden en centrale banken met hun manipulaties een kunstmatige stabiliteit hebben gecreëerd. Voor het vijfde deel werkten we één van onze drie toekomstscenario’s uit: het deflatiescenario. In het zesde deel gingen we in op het Economic Confidence Model (ECM) van Martin Armstrong.
In de volgende twee delen zullen we Armstrong’s Revolutionairy Cycle behandelen waarin de jaren 2020, 1934 en 1848 een cruciale rol spelen. Jaren van grote turbulentie waarin belangrijke trends in gang werden gezet.
2020 is een historisch jaar. De hele samenleving - wereldwijd van Washington tot Wellington - werd op zijn kop gezet door de Covid-19 noodtoestand. De coronapandemie werd een grote maatschappelijke crisis. De grote vraag is nu: wat gaat de toekomst ons brengen, vooral ook financieel-economisch. Daarvoor gebruiken we de 86-jarige Revolutionary Cycle van Martin Armstrong, waarin de jaren 2020, 1934 en 1848 een cruciale rol spelen. Jaren van grote turbulentie waarin belangrijke trends in gang werden gezet.
Economic Confidence Model
De 86-jarige Revolutionairy Cycle van de Amerikaan Martin Armstrong is gebaseerd op zijn 8,6-jarige Economic Confidence Model (ECM). Het ECM hebben we in het vorige deel van deze serie uitvoerig beschreven. Elke cyclus gaat van bodem naar bodem en duurt 8,6 jaar. Ook de toppen van de cycli zijn 8,6 jaar van elkaar verwijderd. De toppen en de bodems vormen de belangrijkste omslagpunten.
Het Economic Confidence Model van Armstrong
Op 18/19 januari van dit jaar zijn we begonnen aan een nieuwe cyclus, aan een nieuwe trend. Dat bleek op 20 januari toen de Chinese premier Xi Jinping officieel maatregelen aankondigde tegen de uitbraak van een nieuw virus in de Chinese stad Wuhan. Vanaf 20 januari nam het aantal ziektegevallen in China ook dramatisch toe. Dit betekende het begin van een trend, waarbij het coronavirus zich vanuit China over de hele wereld verspreidde. Ook werd daarmee de trend gezet voor het wereldwijd invoeren van lockdownmaatregelen om verspreiding van het virus tegen te gaan. Maatregelen die de wereldeconomie hard troffen en nog steeds sterk onder druk zetten.
Fractaal
De cyclus is fractaal. Dat wil zeggen dat er binnen elke cyclus ook weer minder belangrijke omslagpunten te herkennen zijn. Binnen een 8,6 jaarcyclus bestaat er tevens een 8,6 maand-, een 8,6 week-, een 8,6 dag-, een 8,6 uur- , een 8,6 minuten en zelfs een 8,6 secondencyclus. Dat laatste klinkt ongeloofwaardig. Maar niet als we bedenken dat een dag bestaat uit 24 uur x 60 minuten = 1440 minuten x 60 seconden = 86.400 seconden.
De cyclus is niet alleen fractaal naar beneden toe, maar ook naar boven. Daarbij nemen we opnieuw een dag als uitgangspunt maar rekenen we dit keer omhoog. Dan blijkt een jaar te bestaan uit: een dag van 24 uur x 30 dagen x 12 maanden = 8.640 uren.
Revolutionary Cycle
Elke cyclus van het ECM gaat van bodem naar bodem en duurt 8,6 jaar. Ook de toppen van de cycli zijn 8,6 jaar van elkaar verwijderd. Zij vormen de belangrijkste omslagpunten. Nemen we de 8,6 jaar cyclus en vermenigvuldigen we die met een factor tien, dan komen we uit op 86 jaar en op wat Armstrong noemt: de Revolutionary Cycle. Daarbij dienen we revolutionair niet alleen in de letterlijke betekenis te nemen, maar ook in de zin van omslag, kentering en onrust.
Centraal in deze cyclus zijn de jaren 1848, 1934 en 2020, die elk 86 jaar van elkaar verwijderd zijn. Dit zijn de belangrijkste omslagpunten, kantelpunten. Kenmerkend is dat alle drie jaren samenvallen met perioden van grote economische crisis. En die vormen vaak de belangrijkste aanleiding van politieke en maatschappelijke onrust. We zullen daarom elke periode afzonderlijk behandelen en bekijken wat de gemeenschappelijke factoren zijn om te zien wat ons komende jaren te wachten staat.
De Revolutionary Cycle in het Economic Confidence Model van Armstrong
1848: het revolutiejaar
In Europa heerste in de ‘zwarte jaren 1845-1849’ grote werkloosheid. Levensmiddelen waren duur. In de zomers van 1845 en 1846 bleken de aardappels, het belangrijkste volksvoedsel, aangetast te zijn door een schimmelziekte. Na jaren van misoogsten en almaar stijgende broodprijzen heerste er hongersnood. Er brak een economische crisis uit. In deze jaren deden zich bovendien achtereenvolgens op grote schaal malaria, griep en cholera voor. De winters van 1846-1847 en 1847-1848 waren lang en streng. In tal van steden braken voedselrellen uit en werden winkels geplunderd.
In 1848 brak de revolutie in Frankrijk uit. Ze sloeg over naar Wenen, Berlijn en verspreidde zich razendsnel over een groot deel van Europa en delen van Latijns-Amerika. In totaal trof ze meer dan 50 landen. De revoluties van 1848 waren in wezen democratische bewegingen tegen de politieke elite. Er was geen sprake van coördinatie of samenwerking tussen de revolutionairen. Zij waren geen partij tegen de legers die werden ingezet om oproeren de kop in te drukken.
Nederland
In Amsterdam kwam een clandestiene zending binnen van honderd exemplaren van het Communistisch Manifest. Mede hierdoor vonden in Nederland vooral in Amsterdam oproeren plaats. Dat werd versterkt door een opkomende oproerige pers van kleine kranten, ‘lilliputters’ genaamd. Door hun kleine formaat vielen ze buiten de belasting op dagbladen, waardoor ze zeer goedkoop waren en hoge oplages bereikten. Deze ‘lilliputters’ beschreven de ellendige levensomstandigheden van de lagere klassen en hun bezorgdheid over een verscherpte tweedeling in de samenleving, waardoor op termijn de burgerstand zou verdwijnen en er slechts twee standen zouden overblijven: van heren en slaven.
Het sorteerde effect, want koning Willem II raakte lichtelijk in paniek en gaf de liberale staatsrechtgeleerde Thorbecke opdracht de grondwet te hervormen. Deze deed dat. Voortaan waren de ministers verantwoordelijk. Zij moesten zich in het Parlement verantwoorden voor hun beleid. Het was gedaan met de persoonlijke macht van de Koning. Ook vrijheid van drukpers, van vereniging en vergadering, van godsdienst en onderwijs werden opgenomen in de grondwet. De macht van de staat was voor een groot deel aan banden gelegd.
Karl Marx
In 1848 voltooide de econoom Karl Marx in Brussel zijn Communistisch Manifest. Die opende hij met de beroemde zin: ‘Een spook waart door Europa - het spook van het communisme’. De proletariërs, de bezitlozen, zouden zich moeten verzetten tegen hun mensonwaardig bestaan. Zij zouden zich aaneensluiten en opmaken voor een gewelddadige strijd, een communistische revolutie, tegen de bourgeoisie, de heersende klasse. Marx schreef dan ook: "Proletariërs aller landen, verenigt U!" Marx wilde individuele eigendomsrechten opheffen en de staat het hele leven en welzijn van haar onderdanen laten bepalen.
Het was het startpunt voor een beweging die sindsdien de wereld veroverde. Het maakte van Marx, mede door zijn wereldberoemde boek Das Kapital, één van de meest invloedrijke economen ooit.
1934: keerpunt voor dictatuur en tegen de democratie
In 1929 was de aandelenbeurs van Wall Street ingestort. De crisis verspreidde zich van de beurs naar banken, bedrijven en burgers. En de crisis sloeg over van de Verenigde Staten naar de rest van de wereld. De jaren dertig liepen uit op een grote economisch depressie met dalende afzetprijzen en deflatie, massale werkloosheid en massale armoede.
In 1933 kwam Franklin Delano Roosevelt aan de macht als president van de Verenigde Staten en Adolf Hitler als rijkskanselier van Duitsland. In 1934 overleed rijkspresident Paul von Hindenburg. Hitler kreeg ook deze functie erbij en benoemde zichzelf tot Führer, leider, voor het leven. Het was gedaan met de democratie in Duitsland. In 1934 wordt de Rijkseenheidswet aangenomen. De Duitse volksvertegenwoordigingen op deelstaatniveau worden ondergeschikt gemaakt aan de regering in Berlijn.
Dictators
Hitler greep in 1934 ook binnen zijn eigen partij de macht door veel van zijn tegenstanders te vermoorden in de 'Nacht van de Lange Messen'. Vanaf 1934 zou Hitler niet alleen de Duitse democratie maar bijna alle democratieën in Europa omverwerpen en vervangen door een dictatuur. Velen meenden dat het democratische systeem de rijken bevoordeelde en dan ook vooral geschikt was voor rijke landen. Anderen dachten dat het kapitalistische systeem door de economische crisis in elkaar zou storten. Zij zagen in het Marxistische systeem van een geplande economie zoals in de Sovjet-Unie de oplossing voor alle problemen.
In de Sovjet-Unie echter begon dictator Joseph Stalin in 1934 aan de 'Grote Zuivering' waarbij miljoenen tegenstanders van hem en het bewind om het leven kwamen. In 1934 begon Mao Zedong aan de 'Lange Mars' door China. Het zou het belangrijke begin worden van de vestiging van een communistisch China. In 1934 vond in Spanje de oktober-revolutie plaats, waarbij het tot een bloedig treffen kwam tussen de rechtse regering en linkse groeperingen, waarbij Catalonië zich onafhankelijk verklaarde.
Wordt vervolgd...