Geld toe krijgen bij een hypotheeklening, negatieve spaarrentes, de wereld op z’n kop. Er zijn geen goede verklaringen voor. Boeken van economen worden herschreven, nieuwe theorieën zien het daglicht en worden weer het raam uitgegooid. Op het eerste gezicht is het inderdaad zeer vreemd wat er allemaal gebeurt, toch is er wel een goede verklaring voor. Gek genoeg stoelt die verklaring op de werking van een geldsysteem dat al een aantal decennia terug is losgelaten, de goudstandaard.
De bekende econoom John Maynard Keynes sprak voor velen toen hij in 1923 schreef dat de goudstandaard een ‘barbaars relikwie’ was, een standaard van het achterlijke verleden. De nieuwe tijd van vooruitgang was aangebroken, academici en beleidsmakers stonden te popelen om de toekomst naar een ideaalbeeld om te kunnen vormen.
Goudstandaard
De goudstandaard stond de vooruitgang echter in de weg. De hoeveelheid geld en krediet in omloop werd volledig bepaald door banken en vraag en aanbod van kapitaal in de markt. Overheden hadden het nakijken. Door de automatische werking van deze standaard fluctueerden de prijzen van goederen en diensten op het ritme van de wereldeconomie. In tijden van economische neergang potten banken en burgers goud op en daalden de geld- en kredietgroei, waar pas een einde aan kwam als het vertrouwen in de toekomst weer terugkeerde.
Met de opkomst van massa-democratieën werd deze beteugeling steeds minder houdbaar. De snel opgekomen en invloedrijke vakbonden eisten hogere lonen voor arbeiders, boeren eisten stabiele prijzen voor hun landbouwproducten en socialisten en sociaal-democraten predikten de verheffing van het volk. Economen pleitten er bovendien voor dat er mogelijkheden moesten komen om een stagnerende economie aan te jagen met renteverlagingen door centrale banken. Voor deze doeleinden was een geldsysteem nodig dat ruimere geld- en kredietcreatie mogelijk maakte. Langzaam maar zeker werd de rol van goud als anker in het monetair systeem dan ook verzwakt.
Ontkoppeling
De definitieve ontkoppeling van het monetaire goud kwam uiteindelijk in 1978. Nieuwe regels van het IMF verordonneerden dat landen hun valuta aan alles mochten koppelen, behalve aan goud. Overheden en banken profiteerden dankbaar van de nieuwe flexibiliteit van een van goud ontdaan monetair systeem. Begrotingstekorten werden permanent en het bancaire systeem groeide uitbundig.
In de jaren tachtig volgde de deregulering van financiële markten. Dit had als effect dat er steeds meer en innovatievere financiële producten op de markt kwamen. Centrale banken hadden in hun rol als toezichthouder hierdoor geen controle meer op de geld- en kredietcreatie. Op zoek naar een nieuw anker voor het monetair en financieel systeem kwamen ze in het Bazel Kapitaal Akkoord van 1988 uit op de staatsobligatie van landen met de hoogste kredietwaardigheid.
Lees ook: Sander Boon over de fundamentele weeffout in het geldsysteem
Deze leningen werden praktisch vrijgesteld van een risicoweging, waardoor ze door banken konden worden gekocht zonder kapitaal opzij te zetten. Deze leningen werden ook steeds meer verhandeld en gebruikt als het meest veilige onderpand bij financiële transacties, als ware het monetair goud. De steeds dominantere internationale geld- en kapitaalmarkt werden de aanjager van wereldhandel en Globalisering, maar ook van toenemende schulden, seriële financiële bubbels, vermogensongelijkheid en periodieke crises.
Asymmetrisch rentebeleid
Na elke crisis verlaagden centrale banken de beleidsrente om de economie aan te jagen. Als de economie er weer bovenop kwam, verhoogden ze de rente weer. Die kwam echter nooit op het niveau van voor die crisis. Er is zo een dynamiek ontstaan van jarenlange gestaag dalende rentes. De laatste grote financiële crisis ligt nu ruim tien jaar achter ons. Er was sprake van een vlucht uit risicovolle hypotheekleningen en naar veilige staatsleningen. De rentes daalden snel en de mondiale interbancaire geldmarkt stokte. Het was een systeemcrisis waarvan de gevolgen nog altijd doorwerken.
Lees ook: Centrale banken zijn controle over dollar en rente kwijt
De wereldeconomie is niet meer op het groeipad teruggekeerd van voor die crisis en centrale banken hebben hun monetaire crisismaatregelen niet helemaal kunnen afbouwen. De rol van staatsleningen is na de crisis groter geworden. Nieuwe regulering om een volgende crisis te voorkomen sommeert banken en financiële instellingen om veel meer van deze veilige leningen aan te houden. Bovendien doen banken en financiële instellingen eigenlijk alleen nog maar zaken met elkaar op basis van onderpand, doorgaans staatsleningen die als het meest veilig worden bestempeld door zowel toezichthouders als kredietbeoordelaars. En hier komt de parallel met de goudstandaard om de hoek kijken.
Negatieve rente
Sinds medio 2018 is de stemming in financiële markten omgeslagen en wordt er voorgesorteerd op een aanstaande economische recessie. Banken en financiële instellingen potten staatsleningen op als buffer in slechte tijden, met als gevolg dalende en zelfs negatieve rentes. Het is dezelfde reflex als onder de goudstandaard. De veiligheid en liquiditeit van de staatslening is voor hen nu dus van grotere waarde dan het verlies dat ermee wordt geleden.
Om het tij te keren zijn centrale banken die dat nog konden weer begonnen met renteverlagingen en ook de ECB heeft inmiddels aangekondigd met vergaande nieuwe stimuleringen te zullen komen. Financiële markten sorteren hierop voor door nog meer staatsleningen te kopen. Deze ‘pas-de-deux’ tussen centrale banken en financiële markten leidt tot steeds verder dalende rentes.
Stimuleren werkt niet meer
Onder de goudstandaard was stimuleren van de economie niet mogelijk, maar door de lage rentes op staatsleningen lukt dat in onze tijd ook niet meer. Integendeel zelfs, spaarders worden nog zuiniger en gaan meer sparen om de weggevallen rente-inkomsten te compenseren, bedrijven investeren niet omdat het fenomeen negatieve rente onzekerheid opwekt en banken worden verzwakt omdat ze door de negatieve rente steeds minder kunnen verdienen. Economen hebben lange tijd gedacht dat door het loslaten van de goudstandaard de economie maakbaar was. Negatieve rentes laten hen zien dat het een illusie was.
Paradoxaal genoeg maakt de negatieve rente het sparen in fysiek goud weer interessant. Geld stoppen in staatsleningen levert verlies op, waarmee het argument dat goud onaantrekkelijk is omdat het geen rente oplevert dus niet meer geldt. We zien dan ook dat de negatieve rentes correleren met de stijging van de goudprijs, ook in dollars. Dit kan uiteindelijk resulteren in een vlucht uit papieren vermogenstitels in fysiek goud. Het naar de achtergrond verbannen van de monetaire rol van goud ten faveure van de staatslening bijt dan in zijn eigen staart. Het is de ironie van het lot.