Economische sancties toen en nu (Deel 1)

Economische sancties toen en nu (Deel 1)

Door de oorlog tussen de Oekraïne en Rusland lopen wereldwijd de prijzen voor brandstoffen en voor levensmiddelen hoog op, stijgt de inflatie sterk en daalt de koopkracht hard terwijl de economie krimpt en er sprake is van stagflatie. Dat heeft een zeer nadelige invloed op de maatschappij, ook op die van Nederland. Er is zelfs weer sprake van rantsoenering, bijvoorbeeld gas besparen door de verwarming lager te zetten.

In 1917, tijdens de Eerste Wereldoorlog, was er sprake van een soortgelijke situatie met sterk stijgende prijzen voor brandstoffen en voor levensmiddelen, stijgende inflatie en dalende koopkracht. Wat was daar destijds de oorzaak van en wat waren de gevolgen? En wat deed de overheid toen om de crisis aan te pakken?

Duitse sancties

In 1917 ging de Nederlandse economie hard achteruit en daalde de koopkracht van de bevolking sterk. De prijzen voor brandstoffen en levensmiddelen stegen toen met 22 procent, terwijl de lonen slechts met 10 procent omhoog gingen. Stagflatie dus.

Het economische en sociale leven in Nederland ging hard achteruit, doordat de Duitsers vanaf 1 februari 1917 een onbeperkte duikbootoorlog instelden. Onbeperkt hield in dat de Duitse onderzeeboten elk marineschip of vrachtschip, vijandelijk of neutraal, zouden aanvallen. Daardoor werden maandelijks honderden schepen naar de zeebodem getorpedeerd. De gevolgen waren desastreus en direct merkbaar. Doel was de aanvoerlijnen van de geallieerden zo veel mogelijk te belemmeren en de Britse blokkade van de Noordzee te doorbreken.

Hoewel Nederland neutraal was, trof de Duitse duikbootoorlog ons ook. De Amsterdamse en Rotterdamse haven zagen de aanvoer kelderen tot er eind 1918 nog maar iets meer dan tien procent overbleef van voor de oorlog. Een daling van bijna negentig procent in vier jaar tijd.

Brandstoffentekort

Uit Groot-Brittannië kwam ruim driekwart minder steenkool binnen, terwijl de import uit Duitsland ruim veertig procent daalde. Terwijl het aanbod scherp afnam, was de vraag naar brandstof in januari sterk toegenomen vanwege de extreem strenge winter. Er ontstond toen een groot gebrek aan kolen, omdat de meeste bewoners indertijd thuis de kachel met kolen stookten.

Door het nijpende tekort aan brandstof raakte het maatschappelijke leven ontwricht. Daarom besloot de Nederlandse regering eind maart deze te rantsoeneren. Huishoudens kregen brandstofkaarten uitgereikt, waarmee ze tegen verlaagde prijs een beperkte hoeveelheid kolen konden kopen. Voor bedrijven werd de brandstof gerantsoeneerd tot driekwart van het normale verbruik. Fabrieken moesten daardoor, en doordat er veel minder grondstoffen ons land binnenkwamen, hun productie terugschroeven en mensen ontslaan. De werkloosheid steeg en de koopkracht daalde, waardoor er minder besteed kon worden.

Om kolen te besparen ging de straatverlichting later aan en eerder weer uit, gingen winkels eerder dicht, mochten etalages beperkt of helemaal niet worden verlicht. Er moesten minder treinen rijden die bovendien minder verlicht werden, terwijl ze steeds meer passagiers dienden te vervoeren. Scholen werden gesloten. Kranten verschenen soms een dag niet. Het autoverkeer en taxiverkeer nam sterk af door het gebrek aan benzine. Begin april 1917 ging voor de tweede keer de zomertijd in om nog meer energie te sparen.

Levensmiddelentekort

Behalve brandstoffen, grondstoffen, graan en veevoer daalde ook de import van kunstmest tot bijna een kwart van die in 1913, waardoor er minder voedsel kon worden verbouwd.  Ook was er gebrek aan veevoer, waardoor de veestapel kromp en de beschikbare hoeveelheid vlees en melk sterk verminderde. Levensmiddelen werden zo schaars dat de regering meer en meer artikelen moest distribueren. Maar dat was niet voldoende. Steeds vaker bleken welgestelden meer spullen op te kopen dan ze nodig hadden, waardoor winkeliers door hun voorraden heen waren voordat ze een nieuwe zending ontvingen.

Om dit tegen te gaan, besloot de regering levensmiddelen te rantsoeneren. Een belangrijk keerpunt. Voortaan bepaalde de staat precies hoeveel iedereen met een bepaalde bon kon kopen. Daarmee deed de overheid een diepe ingreep in het leven van iedere Nederlander. Nederlanders begonnen voedsel te hamsteren, want steeds meer producten kwamen op de bon en in steeds kleinere porties. De verminderde aanvoer van graan vormde het grootste probleem, omdat dit hoofdzakelijk per schip uit de Verenigde Staten moest komen. Begin februari 1917 ging het brood dan ook op de bon en twee weken later nog diverse andere levensmiddelen.

Brood ging als eerste op de bon

Levensmiddelen op de bon

Al deze initiatieven kostten de overheid handenvol geld. Veel te veel volgens de minister van Financiën, die zijn ontslag indiende omdat hij ertegen was dat de regering tachtig miljoen gulden extra uitgaf voor de almaar stijgende distributiekosten. Daarvoor wilde hij geen verantwoordelijkheid meer dragen. Bovendien meende hij dat een groot deel van het geld terechtkwam bij personen die het helemaal niet nodig hadden. Maar de toestand werd nog slechter, doordat de Britten steeds meer Nederlandse schepen, volgeladen met graan, vasthielden en de Verenigde Staten zich zouden mengen in de oorlogsstrijd.

VS stellen sancties in tegen Nederland

Doordat Duitse duikboten vijf Amerikaanse schepen hadden getorpedeerd, verklaarde president Woodrow Wilson van de Verenigde Staten in april 1917 Duitsland de oorlog en namen de VS ook deel aan de economische boycot tegen Nederland. In mei eiste de Amerikaanse regering van alle neutrale landen, waaronder Nederland, dat zij geen enkel Amerikaans product aan Duitsland zouden leveren. Nederlandse schepen die vanuit de VS wilden vertrekken moesten hiervoor een schriftelijke garantie afgeven. Ook werd het Nederlandse schepen verboden in Amerikaanse havens kolen te leveren, waardoor deze niet konden uitvaren. Daardoor kwam er direct een einde aan de Amerikaanse uitvoer naar Nederland.

Omdat Groot-Brittannië dezelfde sancties instelden was er min of meer sprake van een economische boycot tegen het neutrale Nederland. Dit zou tot grote problemen leiden. We waren immers voor ons graan, kunstmest en veevoer bijna geheel afhankelijk van de geallieerden, vooral de VS. De geallieerden wilden deze goederen alleen exporteren als Nederland bereid was concessies te doen. Dat echter zou problemen opleveren met het steeds volgehouden neutraliteitsprincipe. Toegeven aan geallieerde eisen betekende in Duitse ogen dat Nederland zich niet meer neutraal opstelde. Met alle gevolgen van dien voor onze veiligheid...

Klik hier voor het tweede deel

De afbeelding boven dit artikel is slechts ter illustratie

Eric Mecking

Eric Mecking

drs. Eric Mecking is historicus, schrijver, spreker, financieel-economisch analist en adviseur. Hij heeft zich gespecialiseerd in cyclisch denken en beursanalyses. Zijn unieke cyclische beleggingssysteem - Trend Tracker - gebruikt hij om te handelen op de financiële markten en om de belangrijkste beursontwikkelingen bij te houden voor Geotrendlines.

Lees alles van Eric Mecking »