Er was eens een tijd waarin overheden en banken ten dienste stonden van de samenleving. Daar is de afgelopen decennia verandering in gekomen. Een steeds groter deel van de samenleving gaat in toenemende mate gebukt onder het juk van een losgezongen politieke en financiële elite. Centrale banken vervullen in deze configuratie een spilfunctie. Alleen zij kunnen met hun balans de klappen van een falend politiek en financieel systeem opvangen. En ze weten het. In een recente lezing waarschuwde Bundesbank president Jens Weidmann voor het overvragen van centrale banken door zowel de financiële sector (financial dominance) als overheden (fiscal dominance). Dit kan verkeerd uitpakken als vertrouwen in de effectiviteit van centrale banken wegvalt. Het kan resulteren in een combinatie van stijgende inflatie, een stagnerende economie en sociale onrust.
Kern van het probleem is dat zowel overheden als banken keer op keer zien dat centrale banken klaar staan om ondersteuning te bieden in tijden van nood. Er gaat echter geen disciplinerende werking uit van een centrale bank die telkens als oplossing voor financiële problemen kan worden ingezet. We zijn in deze situatie beland door deregulering van financiële markten in de jaren tachtig in combinatie met het verlenen van risicovrij-status aan staatsleningen. Banken hoeven geen kapitaal te reserveren voor staatsleningen op hun balans en door deze status worden staatsleningen in de kapitaalmarkt gebruikt als onderpand bij financiële transacties. Staatsleningen zijn zich gaan gedragen als monetair goud en de vraag ernaar nam gestaag toe. Centrale banken werden de bewakers van het op vertrouwen gebaseerde systeem. Financiële markten namen in omvang toe en kredietcreatie werd de aanjager van economische groei, gestegen aandelenkoersen en vastgoedwaarderingen. Door de ook toegenomen belastinginkomsten zat er steeds minder rem op overheidsuitgaven.
Niet alleen kregen overheden veel meer financiële armslag om de maatschappelijke ordening te kunnen sturen, ook is de afgelopen decennia hierdoor sprake geweest van vergaande depolitisering van de samenleving. Technocraten zijn zich gaan ontfermen over de werking van het complexe financiële systeem, terwijl de uitbundige kredietcreatie en snel stijgende welvaart de politieke strijd om schaarse middelen naar de achtergrond heeft gedrukt. Zowel overheden als financiële sector hebben baat bij behoud van deze maatschappelijke en financiële status quo en de risicovrij-status van staatsleningen. Toen het financiële systeem dreigde te imploderen in 2008 trokken centrale banken dan ook alles uit de kast om het te stabiliseren. Er was politiek gezien ook geen alternatief. Toch is er toen iets veranderd. De reële economie bleef sindsdien achter en mensen uit de middenklasse zijn er in reële termen niet meer echt op vooruit gegaan, terwijl de collectieve schuldenlast alleen maar verder is toegenomen.
Er is zo een tweedeling ontstaan tussen een bovenklasse die voort wil gaan op de huidige weg en een verarmende midden-en onderklasse die steeds sceptischer en bozer wordt. De status quo komt in gevaar als de reële welvaart verder stagneert en mensen in opstand komen. Het zorgt voor de terugkeer van een politieke strijd om zeggenschap en schaarse middelen. Wat dit betreft is Italië een testcase. Er kan een punt komen dat de bevolking niet meer garant wil staan voor de knellende schulden die zijn aangegaan onder bewind van een falende politieke en financiële elite, wat kan ontaarden in een nieuwe financiële crisis. Die zal hard aankomen, temeer daar de economie nog steeds verzwakt is. Centrale banken moeten vrezen dat overheden hen dan de opdracht zullen geven om fiscale tekorten op te vangen om sociale onrust te beteugelen, ook wel monetaire financiering genoemd. Er zijn genoeg voorbeelden uit het verleden die laten zien hoe dit afloopt.
Sander Boon