De rente op Amerikaanse staatsobligaties is de laatste maanden verder gestegen en dat betekent dat de waarde is gedaald. Op dit moment liggen de obligatiekoersen zelfs lager dan begin dit jaar. Dat betekent dat beleggers na een teleurstellend 2022 opnieuw geconfronteerd worden met een waardedaling van obligaties.
De obligatiemarkt vraagt een hogere vergoeding om geld aan de Amerikaanse overheid uit te lenen, vanwege de aanhoudend hoge inflatie, een afwaardering van de Amerikaanse staatsschuld door kredietbeoordelaar Fitch en de verwachting dat de Federal Reserve de rente nog verder zal verhogen.
Hoewel dit doet denken aan vorig jaar, waarin er grote verliezen waren voor zowel obligaties als aandelen, lijkt de situatie nu anders. Obligatiebeleggers die nu instappen krijgen bijna 5,5% voor kortlopend schuldpapier en 4,3% voor langlopende 10-jaars staatsleningen. Dat is een aanzienlijk hogere vergoeding dan begin 2022, toen de marktrente slechts 2,6% was. Voor beleggers die een lange termijn horizon hanteren zijn Amerikaanse staatsleningen aantrekkelijker geworden dan aandelen, omdat de rente inmiddels hoger ligt dan het dividendrendement op aandelen.
Dalende obligatiekoersen
De volatiliteit van de rente, en daarmee ook van obligatiekoersen, heeft de jaarlijkse winsten van veel obligatiefondsen beïnvloed. De stijging van rente maakt eerder uitgegeven obligaties met een lagere rente minder aantrekkelijk. Dit heeft geleid tot forse waardedaling van met name langlopende staatsobligaties. De koersen van deze obligaties reageren sterker op rentebewegingen, omdat de impact op het uiteindelijke rendement toeneemt bij langere looptijden.
De stijgende rente en daarmee dalende obligatiekoersen zorgden ervoor dat veel beleggingsfondsen en pensioenfondsen vorig jaar forse verliezen leden. Vooral 'defensieve' beleggingsproducten van vermogensbeheerders deden het slecht, omdat die overwegend of zelfs uitsluitend in obligaties beleggen. Voor institutionele beleggers die een lange termijn horizon hanteren is de waardedaling van obligaties minder relevant, mits zij de obligaties tot het einde van de looptijd aanhouden en niet tussentijds met verlies hoeven te verkopen.
Het wordt echter problematisch wanneer partijen hun obligaties wel moeten verkopen en verlies moeten nemen. Dat gebeurde in maart met de bankencrisis in de Verenigde Staten, toen spaarders geld weghaalden bij een aantal regionale banken en deze banken de staatsobligaties op hun balans met verlies moesten verkopen. Een vergelijkbaar probleem dreigde vorig jaar al te ontstaan in het Verenigd Koninkrijk, toen pensioenfondsen die met hefboom in staatsobligaties belegden door de waardedaling van deze obligaties meer onderpand moesten aanleveren.
Geldmarktfondsen
Er staat nog altijd een grote hoeveelheid geld langs de spreekwoordelijke zijlijn, voornamelijk in geldmarktfondsen. Dat kan mogelijk de obligatiemarkt stabiliseren en een verdere rentestijging beperken. Een record van $5,57 biljoen aan activa bevindt zich momenteel in deze fondsen. Dit doet denken aan de financiële crisis van 2008, toen beleggers door de stijgende rente meer obligaties in de portefeuille opnamen.
Een verdere stijging van de rente, en daarmee daling van de obligatiekoersen, is niet uit te sluiten. Zeker als beleggers meer twijfels plaatsen bij de kredietwaardigheid van overheden en hun capaciteit om schulden terug te betalen kan de rente nog verder stijgen. en wat in het geval van de Verenigde Staten ook niet meehelpt is dat de overheid door de gestegen rente nu meer obligaties moet uitgeven om de stijgende rentelasten te bekostigen. Als de overheid meer geld moet lenen stuwt dat de rente verder omhoog.
Lees ook: Verlaging kredietwaardering VS: het waarom en de gevolgen