Waarom toch die steeds legere beloften van onze politici?

Waarom toch die steeds legere beloften van onze politici?

We slaapwandelen met zijn allen in de richting van het staatskapitalisme à la China. We zien al steeds inniger banden tussen bureaucratie, de financiële sector en het (grote) bedrijfsleven. En kiezers? Die mogen wel stemmen, maar veel te kiezen valt er niet.

De openingszetten in aanloop naar de verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn gedaan. Mark Rutte, Wopke Hoekstra en Hugo de Jonge lanceerden op door hen strategisch gekozen momenten de eerste proefballonnen om de aandacht te trekken. Voordat we worden meegesleurd in politieke discussies in mainstream en sociale media is het goed om met wat meer afstand de politieke beloften in perspectief te plaatsen.

Uit onderzoek van Wimar Bolhuis blijkt bijvoorbeeld dat verkiezingsbeloften sinds begin jaren 80 lang niet altijd meer worden waargemaakt. Kijken we verder, dan valt op dat ideologische wortels van bewindslieden, of ze nu (sociaal-)liberaal, christendemocratisch of sociaaldemocratisch zijn, al lang geen leidraad meer zijn voor de politieke koers en concrete wapenfeiten.

Geld lenen, omdat het ‘toch niets kost’

Zo regeert de liberaal Mark Rutte nu bijna tien jaar, met als resultaat een toename van de collectieve lasten en meer overheidsbemoeienis. Het staat lijnrecht tegenover het liberale idee van bescheiden collectieve lasten en een kleine overheid. CDA-Minister van Financiën Wopke Hoekstra is verantwoordelijk voor het verkwanselen van strikte begrotingsdiscipline en wil nu de rente laag is veel geld gaan lenen voor een groot overheidsfonds.

Via fiscale weg en een publiek investeringsfonds wil Hoekstra de economie aanjagen. Het druist in tegen het christendemocratische idee van soevereiniteit in eigen kring en een sterk middenveld. De sociaaldemocraten zijn door het afschudden van hun ideologische veren en het verloochenen van hun klassieke arbeidersachterban eerder al ontmaskerd en electoraal afgestraft.

Hoe raakte de traditionele macht op drift?

Hoe komt het toch dat politieke partijen van de drie ideologische hoofdstromingen consequent blijken te kiezen voor een andere koers dan hun ideologische wortels hen influisteren? De oorzaak is de gestaag veranderde rol van de overheid in de westerse samenleving. Van onafhankelijk scheidsrechter en bewaker van de welvaart is ze de afgelopen eeuw steeds meer overgegaan tot medespeler en herverdeler van de welvaart.

In Nederland werd de Grondwet met klassieke grondrechten bijvoorbeeld uitgebreid met sociale grondrechten en kreeg de overheid een expliciete taak om die rechten te verlenen. In andere westerse landen vonden vergelijkbare ontwikkelingen plaats. Dit had natuurlijk wel z’n prijs. Letterlijk. Want het moest uiteraard wel allemaal worden georganiseerd en betaald.

De verzorgingsstaat had meer geld nodig

Het optuigen van verzorgingsstaten en de daarbij noodzakelijke bureaucratie werd eerst gefinancierd met louter belastinggeld. Dat was echter al snel niet meer voldoende. Vanaf de jaren 80 werd door westerse overheden gekozen voor het dereguleren van mondiale geld- en kapitaalmarkt, waardoor het financieren van begrotingstekorten veel makkelijker werd. Ministeries van Financiën gingen om de tafel met centrale banken en commerciële banken.

De staatslening kreeg een belangrijke rol. In 1988 werd die als risicovrij bestempeld. Banken konden ze op de balans nemen zonder kapitaal apart te zetten. Tevens mochten staatsleningen voortaan worden verhandeld, waardoor ze in de kapitaalmarkt een rol kregen als onderpand bij financiële transacties. De waarde van dit onderpand wordt gedekt door het inkomen en vermogen van belastingbetalers. Langzaam maar zeker is er zo een vervlechting ontstaan tussen overheid en financiële sector.

Staatskapitalisme

Deze publiek-private vervlechting van belangen is een vorm van (mild) staatskapitalisme, waarin een grote financiële sector wordt gecombineerd met een omvangrijke staatsbureaucratie. Dat we het zijn gaan vereenzelvigen met het vrije kapitalisme verheldert de zaak niet. Het is een verwarrend politiek-economisch systeem, want onder de vlag van het kapitalisme en de zegeningen van de vrije markt wordt grootschalig in markten geïntervenieerd.

Impliciete en expliciete garanties voor financiële instellingen maken dat daar veel meer risico kan worden genomen, met alle gevolgen van dien. De politieke economie beïnvloedt zo op een niet transparante wijze het (keuze)gedrag van allen die meedraaien in dit systeem.

Het einde van de Muur en het einde van de ideologische veren

Sinds de val van de Sovjet-Unie in 1991 is het wereldwijd de norm geworden. In 1992 schreef Francis Fukuyama het boek ‘The End of History and the Last Man’. Hij concludeerde dat het einde van de geschiedenis was aangebroken omdat wereldwijd de sociaal-liberale democratie werd omarmd. De oude tegenstellingen tussen ons ‘kapitalistische’ model en het communisme waren verdwenen. Het was de tijd dat de Partij van de Arbeid onder leiding van Wim Kok haar ideologische veren afschudde.

Sociaaldemocraten kozen voor de ‘derde weg’, een combinatie van socialisme en markt, christendemocraten en conservatieven kwamen met ‘compassionate conservatism’, een samenwerking tussen bureaucratie en bedrijfsleven om het middenveld te versterken. Liberalen omarmden de bureaucratie onder de noemer ‘neoliberalisme’, om de overheid efficiënter te maken en de economie meer sturing te geven.

Steeds meer krediet

Het mondiale financiële systeem nam sindsdien sterk in omvang toe. Banken en andere financiële instellingen verstrekten steeds ruimer kredieten aan zowel de publieke als private sector, met als gevolg een groeiend gevoel van welvaart. Grote politieke keuzes en gebaren waren niet meer nodig.

De toegenomen beleidsvrijheid van liberalen, christendemocraten en sociaaldemocraten kon worden betaald met geleend geld. Door de krediet-gedreven economische groei werden sociale tegenstellingen en breuklijnen overbrugd. De economische voorspoed kon worden herverdeeld over de verschillende maatschappelijke belangengroepen. Het bleek een effectieve manier om mensen te binden en oppositie tegen politieke besluitvorming te marginaliseren. Er was sprake van depolitisering van het maatschappelijk debat.

Steunberen onder het financiële stelsel

Langzaam maar zeker werd de financiële sector echter instabiel en te groot ten opzichte van de reële economie. Ruimere kredietverlening sloeg om in overkreditering en bubbelvorming en daaropvolgende financiële en economische crises. Sinds de kredietcrisis van 2008 weten we dat we mondiaal leven in een systeem van geprivatiseerde winst en gesocialiseerd verlies. Overheden trokken met behulp van belastinggeld alles uit de kast om het systeem te stabiliseren.

Het heeft echter niet geleid tot autonome economische groei. Ruim tien jaar na de crisis worden financiële markten nog steeds ondersteund, schulden namen alleen maar toe en de economische toekomst ziet er inmiddels niet meer zo rooskleurig uit. Het tragische is dat de economie de afgelopen decennia dermate is gestimuleerd en de schulden zo sterk zijn toegenomen, dat alleen de overheid met de belastingbetaler als onderpand groot genoeg is om het allemaal overeind te houden.

De overheid groeit en groeit

Overheden trekken zo steeds meer macht naar zich toe, de staatsbureaucratie groeit. Als dit niet wordt gekeerd, slaapwandelen we met z’n allen in de richting van het staatskapitalisme à la China. We zien al steeds inniger banden tussen bureaucratie, de financiële sector en het (grote) bedrijfsleven. Hierbij komt dat het electoraat nog wel mag stemmen, maar niet echt meer kan kiezen.

Maatschappelijke zorgen die breed worden gedeeld – het verdwijnen van soevereiniteit naar de EU, radicale klimaatmaatregelen en de voortdurende massa-immigratie – worden niet adequaat geadresseerd. Problemen met minder relevantie worden opgeklopt. Referenda worden afgeschaft. Politici en technocraten van de staatsbureaucratie zijn losgezongen van de samenleving en weten beter.

Foute diagnose, verkeerde remedie

De nadelige economische en maatschappelijke effecten van het instabiele financiële systeem en de omvangrijke bureaucratie worden geschoven op het conto van falend kapitalisme. Het is de verkeerde analyse die ertoe leidt dat voor de geobserveerde problemen verkeerde oplossingen worden aangedragen.

Overheidsbestedingen in de westerse wereld variëren inmiddels tussen de 35% en 60% van het bruto binnenlands product. Politici pleiten nu echter voor nog meer overheidsingrijpen om het ‘doorgeschoten individualisme’ en het ‘falende kapitalisme’ te repareren. Het valt na vele jaren van desinformatie en oppervlakkig onderwijs bij met name jongeren helaas vaak in vruchtbare aarde.

De politieke economie zoals die zich heeft ontwikkeld is niet kapitalistisch, ook niet socialistisch, conservatief of liberaal. Zij is technocratisch. Tegen deze achtergrond wordt duidelijk waarom politieke partijen steeds minder binding hebben met hun ideologische wortels. Neemt de macht van de staatsbureaucratie verder toe, dan zullen de kiezersbeloften van onze politici nog leger worden.

Dit artikel verscheen eerder op Wynia’s Week van Syp Wynia

Sander Boon

Sander Boon

drs. Sander Boon is politicoloog. Hij is een gedreven politiek-economisch en monetair analist die verder kijkt en dieper graaft en daardoor vaak verborgen verbanden ontdekt. Hierdoor heeft hij een unieke kijk op sociaal-maatschappelijke, politiek-economische en monetaire trends en ontwikkelingen.

Lees alles van Sander Boon »