Europa dreigt de fouten van de jaren dertig te herhalen door de nadruk te leggen op bezuinigen, zo concludeert historicus en trendwatcher Martin Armstrong. Vanuit het perspectief van de Duitse bondskanselier Merkel bezien is deze koers wel te begrijpen, gezien de hyperinflatie van de Weimarrepubliek. Maar tegelijkertijd negeert Duitsland de eveneens traumatische ervaringen van de deflatoire crisis in Europa aan het begin van de jaren dertig.
Martin Armstrong verwijst naar het jaar 1925, toen Groot-Brittannië onder leiding van premier Winston Churchill probeerde terug te keren naar de goudstandaard. De regering probeerde de munt weer te koppelen aan goud, maar deed dat tegen een veel te hoge goudprijs. Daardoor was de munt overgewaardeerd en kon de Britse economie amper concurreren met het buitenland.
Devaluatie Britse pond
Het Britse pond was op dat moment zeker 10% overgewaardeerd ten opzichte van de dollar, waardoor de industriële productie daalde en kapitaal richting het buitenland vluchtte. En dat was precies wat econoom Keynes eerder voorspeld had. De regering verloor het draagvlak bij de bevolking en er kwam een nieuwe coalitieregering, die de wensen van de bankiers negeerde door direct de goudstandaard los te laten.
De waarde van het Britse pond zakte daardoor van $4,85 naar $3,40 tegenover de dollar. Deze dramatische afwaardering gaf een ongekende impuls aan de Britse economie, want die begon daarna al snel weer te herstellen. Binnen vier jaar was de industriële productie met 25% gestegen en was de werkloosheid gedaald van drie naar twee miljoen mensen.
Roosevelt devalueert dollar
Op basis van deze ervaring gaf econoom George Warren de Amerikaanse president Roosevelt het advies om niet het pad van bezuinigingen te kiezen, maar de dollar te devalueren. En dat deed hij uiteindelijk in 1934, nadat hij het privé bezit van goud had verboden. Amerikanen moesten hun gouden munten inwisselen voor papiergeld, waarna de dollar van $20 naar een goudprijs van $35 per troy ounce werd gebracht.
Deze devaluatie betekende dat spaarders met het papiergeld een aanzienlijk deel van hun koopkracht verloren, maar tegelijkertijd zorgde het voor een grote opleving van de economie. Net als in Groot-Brittannië begon de economie weer te groeien en daalde de werkloosheid.
Europa blijft bezuinigen
De devaluaties uit het verleden waren vervelend voor spaarders, maar bleken volgens Armstrong minder ontwrichtend voor de economie dan het vasthouden aan de monetaire discipline van de goudstandaard. Een ruim fiscaal en monetair beleid zou daarom de voorkeur moeten hebben boven het strenge bezuinigingsbeleid waar Europese landen zich nu aan gecommitteerd hebben, aldus Armstrong.
Volgens Armstrong was het idee van de euro dat alle landen in economisch opzicht naar elkaar toe zouden groeien en dat de economieën meer op elkaar zouden gaan lijken. Maar in de praktijk bleek dat tegen te vallen, gezien de extreem hoge werkloosheid in landen als Spanje, Italië en Griekenland. Volgens de trendwatcher is het daarom ook slechts een kwestie van tijd voordat de bevolking in opstand zal komen.
De grote vraag is wat Europa nu het beste kan doen om de economie er bovenop te helpen, vooral in de zuidelijke eurolanden. Moeten we het pad van bezuinigen en hervormen blijven volgen in de hoop dat het nu wel werkt? Of herhalen we de gebeurtenissen van de jaren dertig door vast te houden aan een harde munt en een harde fiscale discipline?
Deze bijdrage van Geotrendlines verscheen eerder op Zilvergoudwinkel