Sinds het begin van dit jaar heeft goud een uitstekend rendement behaald. Toen de aandelenmarkt in februari en maart met ongeveer 30% onderuit ging, verloor goud slechts een paar procent. Daarmee bevestigde het edelmetaal opnieuw haar rol als veilige haven en haar toegevoegde waarde in een beleggingsportefeuille.
Toch blijft De Nederlandsche Bank tot op de dag van vandaag volhouden dat goud een risicovolle belegging is. En dit is vreemd. Want DNB heeft zelf meer dan 600 ton goud op haar balans. Waarom vindt DNB goud een risicovolle belegging voor pensioenfondsen, terwijl ze zelf stapels goudstaven in de kluis heeft liggen?
Steeds meer beleggingsfondsen nemen goud op in hun portefeuilles, soms wel 10% van hun totale vermogen. Daar zijn goede redenen voor. Ten eerste is er nog steeds enorme onzekerheid over de ontwikkelingen rondom het coronavirus. Komt er een tweede golf van toenemende besmettingen? In de VS neemt het aantal besmettingen in sommige staten nog steeds toe en ook in China lijkt het virus weer op te laaien.
Door de economische impact van het virus nemen ook geopolitieke spanningen weer toe. Zo wordt China steeds assertiever op het wereldtoneel en hebben de VS steeds minder zin mee te doen met diverse internationale samenwerkingsverbanden. Ook de handelsconflicten zijn weer terug van weggeweest. Zo overweegt de VS voor $3,1 miljard aan nieuwe importen te heffen op Europese producten, waarmee ze de verhoudingen op scherp zet.
Economische onzekerheid
Belangrijkste reden is echter de economische onzekerheid. Die leidt tot lage en zelfs negatieve reële rente. Daardoor wordt het steeds aantrekkelijker om fysiek goud aan te houden. Het argument dat goud geen rente oplevert valt weg in dit financiële klimaat, waarin de meest veilige staatsobligaties ook geen rente opleveren.
Goud blijkt zowel een hedge tegen inflatie als tegen deflatie. Dit inzicht begint langzaam door te dringen in de financiële wereld. Steeds meer vermogensbeheerders en beleggers zien het edelmetaal als veilige haven, zeker nu centrale banken de spreekwoordelijke geldkraan verder opendraaien. Deze ontwikkeling stelt financieel toezichthouders en centrale banken voor een uitdaging.
Goud: veilig of risicovol?
Centrale banken hebben twee gezichten. Het zijn monetaire beleidsmakers, maar ook financiële toezichthouders. De eerste rol is historisch gegrondvest. Toen het circulerende geld nog van goud of zilver was - en daarna als dekking voor het circulerende geld diende - was hun rol relatief beperkt. Sinds het edelmetaal als dekking werd afgeschaft, kregen centrale banken een grotere rol.
Het monetaire management werd complexer en centrale banken gingen meer met elkaar samenwerken. Daarmee werd de tweede rol van centrale banken groter, namelijk toezicht houden. Banken en de bredere financiële sector kregen steeds meer vrijheid in geldhandel en kredietcreatie. Om dit in goede banen te leiden werd de toezichthoudende rol steeds belangrijker. Overigens wordt toezicht in sommige landen overgelaten aan een andere organisatie. Voor deze analyse maakt het echter geen verschil.
Goud als monetaire reserve
Door deze ontwikkeling is er in de wereld van centrale banken een onderscheid ontstaan in hun kijk op de rol en het risico van goud. Zo heeft de toezichthoudende tak van centrale banken afgelopen decennia steeds volgehouden dat goud een risicovolle belegging is. De monetaire tak van diezelfde banken is goud daarentegen steeds meer gaan omarmen als meest veilige belegging. Het is een verzekering tegen een implosie van het kredietsysteem, zoals ze zelf ook aangeven.
"Goud is niet langer alleen een beleggingsproduct voor centrale banken, maar een strategisch instrument om het vertrouwen in het land te versterken, zowel in het buitenland als in eigen land." - Centrale bank van Hongarije
"Goud heeft van oudsher gediend, en dient nog steeds, als een belangrijke opslag van waarde, die centrale banken in staat stelt hun reserves te diversifiëren. Daarom is goud ook een belangrijke reserve voor de OeNB." - Centrale bank van Oostenrijk
"Goud is het ultieme appeltje voor de dorst: het vertrouwensanker voor het financiële stelsel. Als het hele systeem instort, biedt de goudvoorraad een onderpand om opnieuw te beginnen." - De Nederlandsche Bank
"De twee belangrijkste functies van de goudreserves zijn het opbouwen van vertrouwen in eigen land en de mogelijkheid om binnen korte tijd goud in te wisselen tegen buitenlandse valuta" - Duitse Bundesbank
Goud is volgens DNB een vertrouwensanker (Bron: DNB)
Pensioenfonds 'Glas'
De visie van de toezichthouder op goud kwam een aantal jaren geleden prominent in het nieuws. DNB stapte in februari 2011 naar de voorzieningenrechter, omdat het pensioenfonds voor de glasfabrieken (SPVG) te veel goud bezat. Het fonds had namelijk niet alleen 13% van zijn vermogen in de categorie grondstoffen belegd, terwijl Nederlandse pensioenfondsen hierin gemiddeld 2,7% beleggen, maar zich ook beperkt tot één grondstof: goud. En daarmee had het pensioenfonds zich volgens DNB bovenmatig afhankelijk gemaakt van de waardeontwikkeling van deze, in haar ogen tevens volatiele, grondstof.
DNB ziet goud als risicovolle belegging. Of toch niet?
Mocht de goudkoers imploderen, aldus DNB, dan zou de dekkingsgraad van het fonds snel kunnen dalen. Overigens gaf DNB aan niet te kunnen voorspellen wanneer en in welke mate de goudprijs zou dalen. Het verweer van het pensioenfonds was dat ze juist goud had gekozen als bescherming tegen risico's van het financiële systeem. Mede dankzij haar bezit van 1.400 kilo goud had het fonds ernstige onderdekking weten te voorkomen. De dekkingsgraad was gestegen tot 104,7%, wat boven het minimaal vereiste lag.
Ook was het fonds van mening dat goud niet zozeer als grondstof, maar als ‘ruilmiddel’ moest worden bekeken: als een vorm van geld dus. Toch was het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter – op grond van artikel 13(5) van het 'Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen' dat het pensioenfonds haar positie in goud moest verkopen. Ze kreeg twee maanden de tijd om haar positie in goud af te bouwen van 13% naar minder dan 3% van het totale belegde vermogen.
De redenering van het pensioenfonds sluit goed aan bij de visie van de monetaire tak van verschillende centrale banken. Namelijk dat goud dient als opslag van waarde en als appeltje voor de dorst. En dat maakt de casus natuurlijk pikant. Waarom meten centrale banken hier met twee maten?
Goud: geld of grondstof?
Het is inmiddels bewezen dat goud in een gespreide beleggingsportefeuille het neerwaartse risico verkleint, terwijl het geen negatief effect heeft op het rendement. Integendeel, afgelopen decennia leverde de toevoeging van een klein gedeelte fysiek goud in de beleggingsportefeuille een positieve bijdrage aan het rendement, zeker gecorrigeerd voor het risico.
Dat betekent dat het toevoegen van goud aan een beleggingsportefeuille ook in tijden van relatieve rust op financiële markten aantrekkelijk kan zijn. Goud vertegenwoordigt waarde op zich, niet alleen omdat de hoeveelheid ervan van nature stabiel is, maar ook omdat goud het enige middel in de financiële wereld is waarvan de waarde niet afhankelijk is van de prestatie van een tegenpartij. Het is geen contract, maar eigendom.
Hoewel goud anno 2020 door veel spaarders al wordt herkend als alternatief spaarmiddel in plaats van staatsobligaties of een spaarrekening heeft het nog niet de ultieme stabiliteit die nodig is voor deze monetaire functie. Daarvoor moet de papieren termijnmarkt die goud als grondstof waardeert instabiel worden. Een voorproefje hiervan zagen we afgelopen maart en april. Op moment van schrijven is er nog steeds sprake van een gebrekkig functionerende termijnmarkt voor goud.
Nog steeds een verschil tussen spotprijs en futures voor goud
Welke visie gaat winnen?
In een poging beide visies - goud is zowel risicovol als veilig - te verzoenen, gaf Aerdt Houben van DNB in 2016 een interview met het FD. Hij stelde dat particulieren en pensioenfondsen geen goud hoefden aan te schaffen. Dat had DNB al voor ze gedaan, aldus Houben. Een wat merkwaardige en paternalistische houding die de tand des tijds niet zal kunnen doorstaan. Daar zijn de mondiale monetaire problemen inmiddels te groot voor. Komende jaren zal de visie van de monetaire tak van centrale banken volgens ons dan ook alleen maar toenemen en uiteindelijk gaan winnen.