Deze column verscheen eerder in de Volkskrant
Niet vrijhandel is onze vijand, maar onbeperkte kapitaalstromen en de bestuurlijke technocratie.
Elmar Hellendoorn stelt in de krant van 22 maart jl. dat cultuur vervlakt als alle cultuuruitingen moreel of financieel hetzelfde worden gewaardeerd. De combinatie van economische globalisering en westers cultureel relativisme zorgt voor een culturele vervlakking en een verdwijnen van het maatschappelijke midden en opkomend populisme van links en rechts. Waar het de westerse culturele zelftwijfel betreft heeft Hellendoorn zeker een belangrijk punt. Het is echter niet de ongelimiteerde vrijhandel die een gevaar vormt voor onze culturele identiteiten en politieke regeerbaarheid, maar ongelimiteerde kapitaalstromen die mogelijk zijn gemaakt door een samenspel van financiële sector en technocratisch bestuur.
Sinds de val van het communisme is kennis over het functioneren van het internationale systeem in toenemende mate geoutsourcet naar technocraten. Dit geldt voor monetaire kennis, financiële kennis, geopolitieke kennis, ICT kennis, eigenlijk alle soorten kennis die je nodig hebt om een land goed te kunnen besturen. In Europese nationale parlementen is hierdoor steeds meer sprake van een veredelde vorm van dorpspolitiek. Door het outsourcen van technische dossiers zijn politici niet meer in staat om een scherpe analyse te maken van de problemen waar de samenleving mee worstelt. Publieke onvrede wordt afgedaan als gejengel van onvolwassen kinderen, waardoor de onvrede alleen maar verder wordt aangewakkerd. In de stemhokjes kan het volk nog wel stemmen, maar er valt niet veel meer te kiezen. Na de verkiezingen verdwijnt de stem op een grote hoop en het beleid van voorgaande regeringen wordt min of meer onverkort voortgezet. De status quo regeert, het contact met de kiezers raakt verloren.
Het inperken van mondiale handelsverkeer door het optrekken van handelsbarrières is echter het verkeerde medicijn voor bovenstaande problematiek. Wereldhandel werkt echt welvaart verhogend. Het grote probleem zit in de mondiale financiële sector, waar ongehinderde kapitaalstromen, seriële bubbels en opeenvolgende financiële crises negatieve economische effecten hebben en diepe sporen achterlaten in onze samenlevingen. Het is een sector die de afgelopen decennia sterk is gegroeid door een samenspel van banken, multinationals, vermogensbeheerders en overheden. De reden dat we zo weinig weten over het functioneren van deze sector, komt omdat technocraten hier regeren. Financiële globalisering stimuleert massaproductie en consumptie, omdat aan de uniforme massa het meeste kan worden verdiend. Bovendien zoekt kapitaal de goedkoopste arbeid, waardoor veel westerse industrieën en banen zijn verhuisd naar lagelonenlanden. Dat de mondiale financiële sector de afgelopen decennia zo heeft kunnen groeien, komt voor een belangrijk deel omdat de risico’s die in deze sector worden genomen impliciet en expliciet worden gegarandeerd door de belastingbetaler. Door de omvang en reikwijdte van deze sector in ons maatschappelijk leven wordt na een crisis steevast gekozen voor het stutten en oplappen ervan. De technocratie blijft zo buiten schot.
"Sinds 1998-1991 is kennis over het functioneren van het internationale systeem uitbesteed aan technocraten."
Westerse democratieën worden van twee kanten bedreigd. Van binnenuit door de decimering van het politiek maatschappelijke middenveld en van buitenaf door de negatieve effecten van ongelimiteerde kapitaalstromen. Het is een existentiële crisis die helaas een parallel kent in de recente geschiedenis. In 1978 kenschetste Tsjechoslowaaks dissident en latere president van Tsjechië Vaclav Havel in zijn pamflet ‘Poging om in de waarheid te leven’ het communistische Oostblok als een zogenaamd post-totalitair systeem. Hiermee bedoelde Havel de heerschappij van de bureaucratie. Ideologie klonk er nog wel in door, maar het was verworden tot holle retoriek die louter ten dienst stond van het voortbestaan van die bureaucratie. Havel beschreef hoe het op status quo gerichte inerte bestuurlijke apparaat dysfunctioneel werd en uiteindelijk steeds meer weerstand en onvrede opriep. Mensen keerden zich er van af en vormden parallelle samenlevingen. Havel voorzag dat het post-totalitaire systeem zou leegbloeden en uiteindelijk bloedeloos ten onder zou gaan – wat een decennium later geschiedde.
"Vaclav Havel voorzag ook het gevaar van een falend en inert bestuurlijk systeem in het Westen."
Het pikante is dat Havel de trend om weg te lopen van een falend en inert bestuurlijk systeem op een verder liggend tijdstip ook zag gebeuren in westerse democratieën, omdat deze bestuurlijk gezien niet fundamenteel anders zijn georganiseerd. In plaats van een eenpartijstaat kennen wij het partijkartel. Democratie wordt hier nog hoog geprezen, maar de invloed van burgers op de politieke koers is nihil. Ondertussen worden de bestuurlijke instituties aangestuurd door technocraten die zijn gericht op behoud van de status quo.
Niet het dogma van de westerse vrijhandel is onze vijand, maar de op financiële globalisering terende bestuurlijke technocratie. Leven we inmiddels in een samenleving die moet worden gekenschetst als post-democratisch?