Staatsobligaties hebben een bijzondere status in ons financiële systeem, omdat deze niet worden meegenomen in de risicoweging van de bankbalansen. Dat betekent dat banken geen kapitaal opzij hoeven te zetten voor staatsobligaties die door de drie grote kredietbeoordelaars als veilig worden bestempeld.
Voor het uitbreken van de wereldwijde financiële crisis in 2008 was er bijna geen discussie over dit onderwerp. Sterker nog, staatsobligaties werden in veel wetenschappelijke theorieën over beleggen en financiële markten nog beschouwd als risicovrije belegging, waaruit ook de term risicovrij rendement naar voren kwam.
Staatsobligaties niet vrij van risico
Deze waarderingsmethode was decennia lang de normale gang van zaken, maar door de Europese schuldencrisis van vijf jaar geleden werd opeens duidelijk dat zelfs staatsobligaties niet helemaal veilig zijn. Tijdens de Europese schuldencrisis waren Griekse en Portugese staatsleningen op een gegeven moment bijna onverkoopbaar, terwijl er ook grote onzekerheid bestond over de veiligheid van Spaanse en Italiaanse staatsleningen.
Beleggers begonnen opeens het onderscheid te maken tussen de noordelijke en zuidelijke landen, waarbij laatstgenoemde werden afgestraft vanwege hun weinig concurrerende economie of vanwege een zwakke bankensector met een groot aantal problematische leningen.
Toen de crisis op de obligatiemarkt ook over dreigde te slaan naar de Europese bankensector greep Draghi in met zijn 'Whatever it takes' toespraak. Hij zegde toe dat hij alles binnen zijn mogelijkheden zou doen om de euro overeind te houden. Er volgden twee grootschalige liquiditeitsinjecties en twee jaar later begon de centrale bank zelfs staatsobligaties op te kopen om de markt te kalmeren.
Strengere kapitaaleisen
Met de kennis van de afgelopen jaren wil de Bank for International Settlements (BIS) de kapitaaleisen voor banken verder aanscherpen, zodat deze minder kwetsbaar worden voor een nieuwe crisis in het financiële systeem.
Onlangs presenteerde de BIS een nieuw pakket van kapitaaleisen waar alle banken in de wereld aan moeten voldoen, dat in de financiële wereld ook wel Basel IV wordt genoemd. Daarin stonden nog geen afspraken over een nieuwe risicoweging voor staatsobligaties, maar in een publicatie die ook zeer recent werd vrijgegeven hint de BIS al wel op een toekomstscenario waarin banken een buffer moeten aanleggen om het risico van staatsobligaties op te vangen.
Deze kwestie ligt zeer gevoelig, omdat het betekent dat de bankensector de komende jaren miljarden aan extra kapitaal aan moeten houden. Alleen voor Nederland zou het gaan om een bedrag van ongeveer €14 miljard, terwijl de Europese bankensector als geheel volgens berekeningen van kredietbeoordelaar Fitch ongeveer €135 miljard aan extra kapitaal nodig hebben.
Verdeeldheid
Het is opvallend dat nu ook de BIS zich over dit onderwerp uitlaat, omdat er binnen de financiële wereld veel verdeeldheid over bestaat. Alleen Nederland, Duitsland, Zwitserland en Zweden zouden voorstander zijn van een risicoweging voor staatsleningen.
In andere landen voelt men er niet veel voor, omdat het grote gevolgen zou hebben voor banken die heel veel staatsschulden van hun eigen overheid op de balans hebben staan. Dat is bijvoorbeeld het geval in Japan, maar ook in een aantal Zuid-Europese landen en in opkomende Aziatische economieën. Vooral in deze landen zal de bankensector moeite hebben om voldoende kapitaal opzij te zetten om het risico van het schuldpapier af te dekken.
Momenteel profiteren zowel banken als overheden van de risicovrije status van staatsobligaties. Banken hoeven er geen kapitaal voor opzij te zetten, terwijl overheden dankzij deze voorkeursbehandeling goedkoper en gemakkelijker geld kunnen lenen. Het zal lastig zijn om deze situatie te doorbreken, maar als banken en toezichthouders niets doen blijft deze kwetsbaarheid in het financiële systeem bestaan. In een nieuwe crisis op de obligatiemarkt zullen centrale banken dan meteen weer bij moeten springen om een bankencrisis te voorkomen.