Veel beleggers kiezen al jaren voor een passieve beleggingsstrategie met indexfondsen. Dat betekent uiteindelijk dat veel beleggers dezelfde aandelen kopen en dat een relatief kleine groep aandelen flink in waarde is gestegen. Een handvol grote technologiebedrijven vertegenwoordigt inmiddels een kwart van de S&P 500. Is het nog wel verstandig om met deze trend mee te gaan? Of loont het voortaan meer om in de goedkopere en minder bekende aandelen te beleggen?
Passief beleggen
De laatste jaren is passief beleggen door middel van indexfondsen steeds populairder geworden. En niet zonder reden, want door een index te volgen behoud je voldoende spreiding over verschillende sectoren en blijven de transactiekosten laag. En dat is belangrijk, want juist de transactiekosten zorgen ervoor dat veel beleggers de markt niet verslaan. Voldoende redenen om voor een indexfonds te gaan, maar nu steeds meer beleggers die strategie volgen is dat misschien niet meer de beste strategie. De aanname dat niemand de markt kan verslaan en dat een indexfonds daarom de beste keuze is creëert namelijk kansen voor beleggers die hun eigen weg volgen en actief beleggen.
In december verscheen een nieuw onderzoek, waarin academici de kapitaalstromen naar indexfondsen over de afgelopen twintig jaar in kaart brachten. Zij kwamen tot de conclusie dat de populariteit van het indexbeleggen grote prijsverschillen in de markt veroorzaakte. Aandelen met een grote weging in populairste indices zijn in deze periode disproportioneel snel in koers gestegen. Dat verklaart ook gedeeltelijk de enorme prijsstijging van populaire technologieaandelen in de S&P 500. Omdat de marktwaarde van bedrijven als Facebook, Apple, Amazon, Netflix en Google (FAANG) zo groot is nemen indexfondsen ook veel van deze aandelen in hun portefeuille op. Deze technologiebedrijven vertegenwoordigen inmiddels een kwart van de S&P 500 index.
Technologiebedrijven domineren de S&P 500 index (Bron: Statista)
Onderzoekers Hao Jiang, Dimitri Vayanos en Lu Zheng van de Michigan State University, de London School of Economics en de University of California Irvine concludeerden dat de marktwaarde van grote bedrijven onevenredig hard stijgt door indexbeleggen:
"De geldstromen in fondsen die de S&P 500 index volgen verhogen onevenredig de prijzen van aandelen met een grote marktkapitalisatie ten opzichte van de kleinere aandelen in de index. Deze geldstromen voorspellen een hoog toekomstig rendement van een indexportefeuille van kleine aandelen. Wanneer de aandelenkoersen verstoord zijn worden ook de wegingen van verschillende indices beïnvloedt. Nieuwe geldstromen naar indexfondsen versterken deze beweging."
Kleine aandelen blijven achter
Door de populariteit van indexbeleggen presteerden aandelen van de grootste bedrijven de afgelopen jaren structureel beter dan aandelen van kleinere bedrijven. Dat heeft geleid tot extreem hoge waarderingen die steeds moeilijker te rechtvaardigen zijn met traditionele waarderingsmethoden op basis van indicatoren zoals de koers/winst verhouding, cashflow, het dividendrendement en de verhouding tussen boekwaarde en marktwaarde. Volgens de onderzoekers wordt het daarom steeds aantrekkelijker om tegen de stroom in te beleggen.
Uit het onderzoek blijkt dat portefeuille van de tien procent kleinste aandelen uit de S&P 500 per jaar gemiddeld meer rendement kan opleveren dan een portefeuille van de grootste aandelen, mits er ieder jaar een herbalancering plaatsvindt. Dat komt omdat de meeste passieve beleggingsfondsen naar verhouding veel geld investeren in de grootste en populairste aandelen. De aandelen van kleinere en minder populaire aandelen blijven daardoor relatief goedkoop. Uit de conclusie van het onderzoek:
"Als de indexgerelateerde prijsverstoringen in de loop van de tijd groter worden kunnen ze de winstgevendheid van actieve beleggingsstrategieën stimuleren die deze verstoringen uitbuiten. Dit kan uiteindelijk de verschuiving naar passief beleggen afremmen."
Een portefeuille van de kleinste aandelen in de S&P 500 leverde volgens onderzoekers meer rendement op
Zijn waardeaandelen beter?
Waardeaandelen hebben ten opzichte van groeiaandelen het slechtste decennium ooit achter de rug. Het jaar 2020 was zelfs het slechtste jaar ooit voor de goedkope aandelen. Het verschil met de populairste aandelen lag zelfs tussen de 20 en 30 procentpunt. Het is verleidelijk om nog steeds in aandelen van de grote technologiebedrijven te zitten. Toch komen er ook steeds meer kansen in achtergebleven sectoren van de economie. Zeker op de langere termijn, als de coronacrisis weer achter ons ligt, zit er heel veel opwaarts potentieel in de zogeheten waardeaandelen.
Groeiaandelen versus waardeaandelen (Bron: Financial Times)
De grote technologiebedrijven hebben een aantal zeer goede jaren achter de rug, maar door de hoge waardering wordt het steeds riskanter om in te stappen. Denk bijvoorbeeld aan Tesla, dat momenteel een koers/winst verhouding heeft van meer dan 1.600. De verwachtingen zijn extreem hoog, waardoor de kans op teleurstelling bij tegenvallende resultaten groot is. Zeker als meer autofabrikanten de kloof met Tesla weten te dichten en goede alternatieven op de markt brengen.
Vooral de technologiebedrijven als Facebook, Apple, Alphabet (Google) en Twitter staan steeds meer onder druk. Overheden willen de macht van deze bedrijven inperken, wat nadelig kan uitpakken voor hun winstgevendheid. De torenhoge verwachtingen van beleggers in combinatie met toenemende onzekerheden zorgt voor een groter neerwaarts koersrisico. Kortom, het kan interessant zijn om een groter deel van de beleggingsportefeuille te investeren in waardeaandelen. En dan in het bijzonder de aandelen van kleinere bedrijven.
De afbeelding boven het artikel is afkomstig van QuoteInspector en is beschikbaar onder de Creative Commons licentie