Wereldwijd zijn aandelenkoersen tot recordhoogten gestegen. In de Verenigde Staten staan de Dow Jones, S&P 500 en Nasdaq op het hoogste niveau ooit, terwijl de AEX-index in Amsterdam na een eindsprint in techfondsen eveneens een nieuwe all-time high behaalde. De aandelenmarkten profiteren van de extreem lage rente, waardoor steeds meer geld naar de beurzen vloeit.
Bijna 92 jaar geleden, op 3 september 1929 bereikte de aandelenbeurs van Wall Street zijn hoogste koers tot dan toe. Het was tevens het slotstuk van de befaamde Roaring Twenties in de Verenigde Staten. De tijd van grote welvaart waarin Amerikanen met hun fabrieken en films, met hun wolkenkrabbers, hun muziek en hun manier van leven de toon zetten voor de hele wereld. Alles ging goed, alles kon. Maar die manier van leven was wel geheel gebaseerd op krediet.
Dat bleek toen de aandelenbubbel barstte en de koersen in oktober kelderden. Veel beleggers hadden met geleend geld aandelen gekocht. Toen hun aandelenportefeuilles onder water stonden, moesten ze geld bijstorten, maar velen konden dat niet. Aandelenkoersen bleven door dalen. Het zou het startsein vormen voor de grote economische depressie van de jaren dertig van de vorige eeuw.
Dalende aandelenkoersen op Wall Street met de belangrijkste omslagpunten
Een economische olievlek
De crisis verspreidde zich van de beurs naar de banken, van de financiële naar de industriële sector en van de Verenigde Staten naar de rest van de wereld. Tussen 1929 en 1933 kromp in de VS de geldhoeveelheid met 30 procent, halveerde de industriële productie, daalde de export met twee derde en steeg de werkloosheid tot 30 procent van de beroepsbevolking. In de VS gingen ruim 9.000 van de 25.000 banken failliet. Veel spaarders raakten al hun geld kwijt, omdat geen enkele bank hun inleg garandeerde. De paniek sloeg over naar Europa en de wereld verzonk in een Grote Depressie.
Op dat moment werd de Democraat Franklin Delano Roosevelt de nieuwe president van de Verenigde Staten. Hij nam direct twee noodmaatregelen aan. De eerste noodmaatregel betrof een sanering van het bankwezen. Alleen gezonde banken konden open blijven. De tweede maatregel verplichtte alle Amerikanen al hun gouden munten, staven en certificaten in te leveren bij de banken.
Roosevelt rooft het goud van burgers
Onder druk van Roosevelt besloot het Congres in januari 1934 de Gold Reserve Act aan te nemen. Deze wet verbood het bezit van goud, waardoor de dollar het enige wettige betaalmiddel werd. De waarde van de dollar was voortaan uitsluitend gebaseerd op ‘the full faith and credit of the United States’. Tevens werd besloten de dollar voor buitenlandse centrale banken weer inwisselbaar te maken voor goud, waarbij de goudprijs werd verhoogd van $20,67 naar $35, een stijging van 69 procent!
Door deze maatregel was de goudreserve in één klap verhoogd van $4 miljard naar $6,8 miljard dollar. Deze miljardenverrijking van de overheid en de Fed met zijn goudcertificaten ging ten koste van de Amerikaanse burgers. Zij hadden immers al hun goud moeten inleveren tegen de oude koers van $20,67 en mochten geen gram goud meer bezitten.
Het betekende tevens dat de dollar in waarde daalde, wat ten koste ging van bedrijven in het buitenland. Die kregen immers flink minder betaald voor de producten die ze naar de VS exporteerden. De devaluatie van de dollar tegenover goud resulteerde in chaos op de valutamarkten. Alle internationale pogingen om de valutaverhoudingen te stabiliseren mislukten. De wereld zonk weg in een chaos van wisselkoersen, concurrerende devaluaties, tariefcontroles en handelsbarrières waardoor de internationale handel en economie bijna volledig stil kwamen te liggen.
Keynes
Op dat moment verscheen het boek van de Britse econoom John Maynard Keynes, The General Theory of Employment, Interest and Money , waarin hij verklaarde dat de klassieke economie er volkomen naast zat: aanbod brengt niet automatisch een gelijke hoeveelheid vraag teweeg. Dat iemand iets maakt, betekent nog niet dat een ander dat wil kopen. Als het systeem spaak loopt, herstelt het evenwicht zich niet vanzelf. Massale werkloosheid verdwijnt niet door erop te vertrouwen dat het systeem daar wel voor zorgt. Volgens Keynes ligt het systeem dan zelf op zijn gat.
Keynes’ oplossing was om de vraag kunstmatig te stimuleren. Maar wie kon dat? En hoe dan? Het antwoord op de eerste vraag luidde: de overheid. Op de tweede: een financieringstekort scheppen. Dit betekende dat de overheid meer geld uit diende te geven dan er binnenkwam. Dit geld kwam bij de burgers terecht die het konden uitgeven om zich als het ware uit de depressie te kopen. Wanneer de economie weer aantrok, zou de overheid door meer belastinginkomsten de leningen weer kunnen terugbetalen. Keynes beargumenteerde dat de overheid, als de private investeringen sterk terugliepen, de taak had de economie te stimuleren en de koopkracht te verbeteren. Net zo lang tot de economie weer aantrok.
Om dit te bereiken, dienden overheden kapitaal te lenen en dit in de economie te pompen. Hoe onorthodox overheidstekorten creëren ook was, toch leek het de enige manier om de economie te stimuleren. De belangrijkste innovatie was het overboord zetten van de idee van een gesloten boekhouding. De idee dat de economie geleid moest worden als een huishoudbudget, waarin de uitgaven in overeenstemming waren met de inkomsten. Gesteund door de theorie van Keynes brak Roosevelt met dit idee.
New Deal
De politiek van de New Deal in de VS vormde geen consistente economische filosofie. Het waren geen consequent opgezette en uitgevoerde stelsels van samenhangende maatregelen. Maar zij haalden de economie wel tijdelijk uit het slop. De Verenigde Staten begonnen in 1933 door het New Deal-programma van president Roosevelt weer te herstellen van de crisis.
De New Deal was een grootscheepse improvisatie waarmee de overheid haar invloed op de economie fors uitbreidde. Het aantal overheidsprogramma’s groeide, evenals het aantal ambtenaren en het overheidstekort, terwijl de lange rente daalde tot 2,95 procent. Hoewel tussen 1932 en 1940 uiteindelijk meer dan drie miljard dollar werd uitgetrokken en zowel het overheidstekort als het aantal ambtenaren in dienst van de federale overheid bijna tweemaal zo groot was geworden, waren er nog steeds tien miljoen werklozen.
Toch waren deze investeringen belangrijk. Toen halverwege 1937 de overheidsuitgaven werden beperkt om de tekorten terug te dringen, kwam er namelijk een tweede economische terugslag, de ‘Rooseveltdepressie’, die het land op zijn grondvesten deed schudden. Deze tweede depressie eindigde pas nadat de overheid de economie opnieuw stimuleerde. De New Deal kostte in totaal, gecorrigeerd voor inflatie, vijfhonderd miljard dollar, maar maakte geen eind aan de economische malaise. Ook het nationale inkomen van $71 miljard in 1939 was nog altijd lager dan in 1929.
Een echt economisch herstel, inclusief het volledig verdwijnen van de werkloosheid, zou pas gerealiseerd worden dankzij de ongekend hoge investeringen die nodig waren voor de Tweede Wereldoorlog. Met de invoering van de dienstplicht en de opstelling van een gigantisch bewapeningsprogramma lukte uiteindelijk wat voorheen onmogelijk bleek: binnen twee jaar kwam er een eind aan de economische depressie.