Onlangs was Arnoud Boot te gast in Buitenhof om te praten over de kwetsbaarheden van ons financiële systeem. Hij merkte op dat het betalingsverkeer tussen banken eigenlijk een publieke functie is, die wellicht gescheiden moet worden van de ondernemingsfunctie van banken. Het is een discussie die al sinds het uitbreken van de financiële crisis in 2008 wordt gevoerd, maar die tot op heden geen concrete resultaten heeft opgeleverd. Nog steeds is het betalingsverkeer kwetsbaar en nog steeds loop je als spaarder het risico een deel van je geld kwijt te raken.
Door het depositogarantiestelsel worden spaartegoeden tot €100.000 gegarandeerd, maar zoals ik in een eerdere column al schreef is dit allesbehalve een harde garantie. De bedragen die banken ieder jaar opzij moeten zetten voor dit garantiefonds zijn namelijk zodanig klein dat het omvallen van een van de grote banken in Nederland voldoende is om het hele garantiefonds leeg te trekken.
Er liggen plannen voor een Europees garantiestelsel, maar de vraag is of je daarmee het risico kunt afvangen. Enerzijds kun je met een Europees garantiefonds meer geld apart zetten, maar aan de andere kant krijg je er een hoop zwakke banken uit de zuidelijke landen bij. Gaat het daar mis, dan moeten de banken in de noordelijke landen daar indirect aan meebetalen. Het is de vraag of daar in Europa voldoende draagvlak voor is, met de miljarden voor Griekenland in het recente geheugen.
Een veilige bank?
Tot het begin van de financiële crisis tien jaar geleden dachten we bijna allemaal dat spaargeld op de bank veilig was, maar na de val van DSB Bank en Icesave, de nationalisatie van de ABN Amro en SNS en de steunmaatregelen voor ING weten we wel beter. Het verhogen van het depositogarantiestelsel was een tijdelijke noodgreep in de crisis om te voorkomen dat mensen hun spaargeld heen en weer zouden schuiven, maar daarmee is het fundamentele probleem niet opgelost. Sterker nog, door de verruiming van het depositogarantiestelsel hoeven banken zich minder zorgen te maken over de veiligheid van het spaargeld dat ze beheren. Dat wordt immers toch door een andere partij gegarandeerd.
Juist nu de economie weer groeit en het consumentenvertrouwen groot is hebben we de mogelijkheid om ons financiële systeem weerbaarder te maken. Een stap in die richting is de oprichting van een soort depositobank, waar spaarders tegen een kleine vergoeding hun geld veilig kunnen parkeren en waar ze veilig hun bankzaken kunnen regelen. De centrale banken in andere Eurolanden kunnen een soortgelijke depositobank opzetten, zodat er in een crisissituatie altijd een veilige bank is waar men op terug kan vallen. Het betalingsverkeer tussen deze depositobanken kan razendsnel plaatsvinden, omdat de bedragen tussen centrale banken onderling verrekend kunnen worden.
Ook zouden we de grens voor het depositogarantiestelsel stapsgewijs kunnen terugbrengen naar een lager niveau van bijvoorbeeld €25.000. Zo blijven kleine spaarders beschermd, terwijl diegene met meer vermogen dat veilig en tegen een kleine vergoeding kunnen parkeren bij de centrale bank. Het zijn kleine stappen richting een duurzamer financieel systeem, maar wel stappen waar serieus naar gekeken moet worden.
Frank Knopers
Deze column verscheen eerder bij Goudstandaard