Precies driehonderd jaar geleden vond de eerste grote kredietcrisis plaats. Dat was door toedoen van John Law die in Frankrijk probeerde de band tussen goud en geld los te koppelen en over te gaan op papiergeld. Wat een prachtig idee leek en in eerste instantie leek te werken, bleek echter uit te lopen op een groot monetair drama. Vooral voor de bezitters van staatsobligaties.
Ook economisch liep het uit op een grote mislukking, waardoor Frankrijk in een economische depressie belandde die de gehele achttiende eeuw zou voortduren. In deze driedelige serie gaan we uitvoerig in op dit uiterst belangrijke onderdeel van de monetaire geschiedenis. Hier volgt het derde en laatste deel. Klik hier voor het eerste deel en hier voor het tweede deel.
De eerste grote kredietcrisis
Op 30 juni 1720 had Law in totaal 2,4 miljard livres aan papiergeld gedrukt en in omloop gebracht. Law besefte dat de situatie uit de hand begon te lopen. Ook waren de rapporten van de Mississippi Compagnie teleurstellend. Het begon er steeds meer op te lijken dat er geen goudmijnen waren. De aandelenkoers begon dan ook te zakken. Law vaardigde een decreet uit om de hoeveelheid circulerende bankbiljetten te verminderen en zo de prijsspiraal af te remmen.
Binnen een half jaar zouden de bankbiljetten met 50 procent worden gedevalueerd en de aandelenprijzen van de Mississippi Compagnie worden verlaagd van 9.000 naar 5.000 livres. Een slimme zet want door de geringere devaluatie van de aandelen tegenover het papiergeld hoopte Law dat de Fransen hun papiergeld zouden gaan investeren in de Mississippi Compagnie. Daardoor zou de hoeveelheid bankbiljetten afnemen. De volgende dag al waren bankbiljetten 20 procent minder waard.
Goud en zilver verboden
De gevolgen van zijn decreet waren desastreus. Het Franse publiek raakte in paniek en zag deze devaluatie domweg als een beroving. Iedereen probeerde zijn bankbiljetten en zijn Mississippi-aandelen kwijt te raken en om te wisselen in goud en zilver. Er ontstond een bloeiende zwarte markt voor goud en zilver. Deze probeerde Law tegen te gaan door het bezit van goud en zilver helemaal te verbieden. Zelfs het aangeven van mensen die edelmetalen bezaten, werd aangemoedigd. Tipgevers werden anoniem gehouden en kregen de helft van de buit als er goud of zilver werd gevonden, terwijl de eigenaar verbeurd werd verklaard en een zware boete kreeg.
Dat leidde tot een ware klopjacht. Iedereen die ook maar één louis d’or in zijn bezit had, liep kans verlinkt te worden, door zijn dienstbode, buurman of wie dan ook. Het regende tips, aanhoudingen en verbeurdverklaringen. Gevolg was dat de edelmetalen massaal de grens over gingen. Aan het eind van 1720 was er voor ongeveer vijfhonderd miljoen livres aan zilver en goud het land uit gesmokkeld, waarvan een groot deel terechtkwam in Amsterdam.
Bubbel knapt
Law sloeg nu ook aan het saneren. Hij liet ruim 700 miljoen aan papiergeld uit circulatie nemen en omwisselen in onder andere gemeenteobligaties. Het hielp weinig. De geldomvang was te groot. Bovendien kelderden de koersen van de aandelen nog harder dan ze ooit gestegen waren. Op 10 oktober staakte de Banque Royale de uitbetalingen, wat het einde van de bank en van Laws systeem betekende. Law nam ontslag en ontvluchtte in december 1720 Frankrijk. Zonder bezittingen. De Banque Royale ging failliet.
De speculatiezucht van het publiek was ten einde. Er was veel te veel papiergeld in omloop gebracht. De koersen kelderden, de illusie van financieel gewin vervloog. Veel buitenlandse investeerders hadden hun aandelen omgewisseld in edelmetalen en lieten waardeloos wordend papiergeld achter. De geldbubbel was geknapt. Of zoals Voltaire het verwoordde: ‘het papiergeld werd teruggebracht tot zijn intrinsieke waarde’. Nul.
Doordat iedereen van zijn papiergeld af wilde en dat omzette in tastbare goederen leidde dat tot grote prijsstijgingen en dus inflatie, die vooral de Parijzenaars troffen. Insiders hadden met speculeren grof geld verdiend, maar het grote publiek - de outsiders - de vele goedgelovige sukkels hadden in eerste instantie winst gemaakt, maar verloren uiteindelijk hun hele hebben en houden. Zij werden het doelwit van vele spotprenten die er zouden verschijnen over deze geldbubbel en windhandel, zoals hieronder één als voorbeeld is afgebeeld.
Vlucht naar Venetië
Law zou uiteindelijk in Venetië belanden. Uitnodigingen van koning Frederik IV van Denemarken en tsaar Peter de Grote van Rusland om als financieel adviseur te komen werken, wees hij af. Law bleef in Venetië waar hij de laatste jaren van zijn leven doorbracht aan de goktafel. Hij had al zijn bezittingen destijds achtergelaten in Frankrijk, hoewel velen dachten dat hij een vermogen naar het buitenland had gesmokkeld. Maar volgens de Franse historicus Saint Simon was Law ‘volledig vrij van hebzucht en schurkenstreken’.
John Law stierf in maart 1729, in Venetië, arm en eenzaam. De Fransen zouden door het Law-debacle een trauma overhouden aan banken. Law's bank werd daarom ook opgeheven en gedurende de gehele achttiende eeuw zou Frankrijk het zonder een banksysteem moeten stellen. Ook hadden Franse investeerders een grote vrees gekregen voor alles wat met papiergeld te maken had. Zij investeerden hun kapitaal veel liever in grond en goud. Frankrijk raakte wat het commerciële kapitalisme betreft en de groei van commerciële instellingen achter op de rest van Europa. Maar liefst zeventig jaar lang verdween het papiergeld uit de Franse economie. Tot het weer aan het einde van de achttiende eeuw, tijdens de Franse Revolutie, opnieuw werd geïntroduceerd.
Uiteindelijk bleek de staat de grote winnaar te zijn van Law's debacle, want door de gigantische inflatie die was ontstaan waren de staatsschulden voor tweederde verdwenen. De grote verliezers waren de houders van staatsobligaties.
Laat het een les zijn voor de huidige tijd waarin de John Law van de afgelopen jaren, Mario Draghi de monetaire dwaas, een gigantische geldbubbel in Europa heeft veroorzaakt, gebouwd op het drijfzand van staatsobligaties, die de houders ervan net zo hard zullen treffen als precies 300 jaar geleden!