De terugkeer van monetair goud in drie scenario's (slot)

De terugkeer van monetair goud in drie scenario's (slot)

In de eerste drie delen van deze reeks beschreven we hoe goud kan terugkomen in het monetaire systeem. Ofwel als een door overheden opnieuw ingevoerde goudstandaard of als een door de markt afgedwongen betaalmiddel. Maar er is nog een andere rol die goud kan aannemen: namelijk die van spaarmiddel en referentiepunt van waarde, losgekoppeld van de betaalfunctie.

Het is een noviteit die paradoxaal genoeg mogelijk is geworden door het gat in de hand van overheden. Staatsleningen bleven ondanks de toenemende begrotingstekorten dienst doen als spaarmiddel en als financieel onderpand. Spaarders en financiële partijen maakten steeds meer gebruik van staatsobligaties die tegelijkertijd expandeerden en meer waard werden: eigenschappen van een klassieke bubbel.

In dit laatste deel van deze reeks beschrijven we het derde scenario: de overgang van staatsleningen naar goud als referentiepunt van waarde.

Door de grote crises van 2008 en 2020 wordt steeds meer duidelijk dat ons geldsysteem gebaseerd op de staatslening op z'n einde loopt. Dat we zo lang hebben gespaard in staatsleningen, komt doordat staatsobligaties verschillende functies vervulden. Namelijk dat van financieel onderpand, spaarmiddel en betaalmiddel. Dit op vertrouwen gebaseerde geldsysteem heeft een aantal decennia ogenschijnlijk goed gefunctioneerd, maar loopt nu op haar laatste benen.

In ons huidige internationale monetaire en financiële systeem kan de koppeling tussen staatslening als betaalmiddel en tussen staatslening als spaarmiddel en veilig onderpand alleen op een duurzame manier in stand worden gehouden als er sprake is van gezonde overheidsfinanciën en een goed draaiende economie. Als begrotingstekorten permanent worden en zelfs uit het lood slaan en de economie stagneert, dreigt het verlies van vertrouwen in de munt (dollar, euro, pond, yen) of het onderpand (de staatsobligatie), of beide.

Scenario 3: Goud ontketend: vrije referentiewaarde

De koppeling tussen betaalmiddel en spaarmiddel is meegenomen uit de klassieke goudstandaard, uit een tijd dat het betaalmiddel niet kon expanderen zonder een gelijktijdige toename van de hoeveelheid goud. Het ‘harde’ geld behield zijn waarde, waardoor mensen die het geld hadden uitgeleend er zeker van konden zijn dat de koopkracht van het spaargeld behouden bleef.

Door de gouddekking geleidelijk te verlagen en uiteindelijk te vervangen door een renderende staatsobligatie was het wel ineens mogelijk om de hoeveelheid betaalmiddelen te expanderen. Het leek aanvankelijk weinig effect te hebben op de koopkracht. Als gevolg hiervan is de samenleving meer en meer gaan sparen in schulden. Er is echter gespaard in een illusie van waarde. De koppeling tussen de betaalfunctie en de spaarfunctie van geld heeft spaarders op het verkeerde been gezet.

Toen de staatslening door financiële deregulering in de jaren '80 steeds vaker werd ingezet als veilig onderpand bij financiële transacties, kon kredietcreatie tot ongekende hoogte toenemen. Ons betaalmiddel was niet meer alleen gekoppeld aan de staatslening als spaarmiddel, maar ook als onderpand. Sindsdien staan de spaarder en de belastingbetaler gezamenlijk garant voor de waarde van de staatslening. Ons betaalmiddel is daarmee vervlochten geraakt met de financiële economie.

Vraagtekens bij veiligheid staatsleningen

Sinds de coronacrisis worden er in de financiële sector echter steeds meer vraagtekens gezet bij de dominante rol van staatsleningen in het financiële systeem. Op het hoogtepunt van de crisis daalden zowel aandelen als staatsleningen in waarde. Staatsleningen maakten hun rol als veilige kern van onderpand transacties en goed gediversifieerde beleggingsportefeuilles niet waar.

Bijkomend probleem is dat de rente op staatsleningen nu zeer laag of zelfs negatief is. Het betekent dat de gebruikelijke rol die ze tot nu toe speelden als basis van een beleggingsportefeuille onzeker is geworden. Als de rente verder daalt gaat het rendement van de portefeuille omlaag. Als de rente stijgt, daalt de waarde van obligaties en is er snel sprake van kapitaalverlies.

Voormalig Wereldbank-voorzitter Robert Zoellick was in 2010 de eerste beleidsmaker die de aandacht heeft gevestigd op de ontkoppeling tussen geld en spaarmiddel. Hij stelde dat goud het referentiepunt van waarde zou moeten worden waartegen alle papieren valuta’s zouden zweven. Markeert de nu ontstane twijfel over de veiligheid van staatsleningen het begin van een kentering in het monetaire en financiële systeem? En wat bedoelt Zoellick met goud als referentiewaarde?

Money vs currency

Op dit moment speelt de staatslening de rol als referentiewaarde van het monetaire en financiële systeem. Als goud deze rol gaat overnemen zal er veel verschuiven. De benchmark voor rente in de economie zal stabiliseren en de betaal- en de spaarfunctie van geld zullen worden gescheiden. Dat klinkt raar. Om dit te verduidelijken moeten we even over de grens van ons taalgebied kijken.

In onze taal kennen we maar één woord voor geld. Door dit gebrek is ons denken over geld incompleet. De Engelse taal kent er echter twee: ‘money’ en ‘currency’. Vanouds werd in Engeland het woord money gebruikt voor de onderliggende waarde van een goed of dienst. Met het woord currency bedoelde men de munt waarin de ruiltransactie van de waarde tot stand kwam. Currency is het smeermiddel van de economie, money de opgeslagen onderliggende waarde van de economie.

Als we dat vertalen naar de huidige situatie, dan vervullen staatsleningen de rol van money, en ons geld die van currency. In de nieuwe situatie neemt goud de rol van staatsobligaties weer over als money.

Ruilmiddel versus spaarmiddel

De Oostenrijkse econoom Ludwig von Mises heeft in dit verband opgemerkt dat in een goedlopende economie primaire en secundaire ruilmiddelen naast elkaar bestaan. Goud is het secundaire ruilmiddel, geld is het primaire ruilmiddel. Het primaire ruilmiddel heeft voornamelijk waarde door het praktische gebruik als transactiemiddel; secundaire ruilmiddelen hebben waarde door de superieure stabiliteit en de capaciteit om omvangrijke sommen geld mee op te potten.

Het geld behoudt bij een verschuiving van staatsobligaties naar goud als reserve haar functie als rekeneenheid. Alleen dan is namelijk de waardeontwikkeling van het spaarmiddel te zien. Dit systeem lijkt van een afstand bezien op de eerder beschreven muntstandaard, waarin men fysiek goud en zilver naast spaarmiddel ook de functie van betaalmiddel vervult. In de versie van goud als referentiewaarde in ons moderne systeem is echter de rol van zilver vervangen door die van papiergeld.

Nash evenwicht

Een geldsysteem met goud als referentiepunt van waarde heeft verschillende voordelen. Om te beginnen zal het geherwaardeerde goud hoogstwaarschijnlijk niet veel omlaag gaan in waarde. Het zal stabiel op een hoog plateau blijven, omdat het als spaarmiddel voor de meest vermogende mensen zal gaan functioneren.

Goud bereikt na herwaardering als monetaire reserve een nieuw evenwicht

Vaak spat een bubbel uiteen op het moment dat de toevloed van geld afneemt terwijl de productie van het gewilde goed op stoom komt. Met goud zal dat niet gebeuren. Ten eerste omdat het niet mogelijk is de jaarlijkse productie snel te verhogen, maar in de tweede plaats omdat overheden goud in de grond zullen waarderen als nationaal en strategisch bezit.

Er is dan geen prikkel om de productie sterk te verhogen, omdat dat een prijsdaling in de hand zou kunnen werken waar overheden dan niet op zitten te wachten. Ook zullen ze hun bodemschatten dan niet meer tegen een bodemprijs weggeven aan - meestal buitenlandse - mijnbouwbedrijven.

Herwaardering van goud

Belangrijker nog is dat er tijdens en na de herwaardering van goud sprake zal zijn van een ontkoppeling van de ‘papieren’ goudprijs en de fysieke goudprijs. Spaarders die goud bezitten hebben er baat bij dat ze daadwerkelijk fysiek goud bezitten. Wanneer zij merken dat anderen hun fysieke goud opvragen, omdat de geld- en kredietmarkten niet meer worden vertrouwd, zullen zij het tijdens en vlak na de herwaardering niet zonder meer willen afstaan.

Bezitters van fysiek goud zullen het goud bij uitblijven van een prijsdaling niet verkopen, omdat zij weten dat anderen dat ook niet doen. In de economie is er in dit geval sprake van een zogenaamd ‘Nash-equilibrium’. Als goud uiteindelijk is gestabiliseerd op het hogere plateau zullen spaarders het geen probleem vinden om het aan te schaffen tegen de veel hogere prijs. Zij kunnen er namelijk van uitgaan dat de prijs op dat hogere niveau blijft.

Goud zal na de herwaardering de functie van goud overnemen als monetaire reserve

De Wet van Gresham

Als goud het ultieme spaarmiddel wordt en papiergeld haar status als transactiemiddel behoudt, dan zal ook Gresham’s Law zijn werk doen. Het slechte geld zal het goede geld uit circulatie verdrijven. Overheden zullen niet af willen stappen van het monopolie op uitgifte van het transactiemiddel dat wordt gebruikt binnen de landsgrenzen. Dat betekent dat het wettige betaalmiddel gehandhaafd blijft, maar het zal goud ongemoeid laten.

Geld mag slechter van kwaliteit zijn dan het stabiele goud, omdat men het volop zal gebruiken om mee te betalen en te lenen. Het uitlenen van goud zal daarentegen nog maar mondjesmaat gebeuren. Bij een goed beheerd fiat geldsysteem - waarin overheden goud als veilig spaarmiddel respecteren - zal de koopkracht van het edelmetaal op peil blijven. De koopkracht van het fiatgeld zal al naar gelang de economische prestaties fluctueren en kan daarom zowel stijgen als dalen.

Hierdoor zullen mensen fiatgeld blijven gebruiken voor reguliere uitgaven, terwijl zij het goud oppotten voor de langere termijn. Aan de waardeontwikkeling van het referentiepunt goud is te zien welke markteconomieën hun systeem van papieren betaalmiddel goed managen. In dit systeem wordt de overheid weer beteugeld door de markt, in plaats van andersom.

Bovendien kunnen burgers, consumenten en belastingbetalers in vrijheid hun verantwoordelijkheid nemen voor de eigen welvaart, door een deel van hun vermogen in goud te parkeren. Overheden, banken, bedrijven en consumenten kunnen dan niet meer lenen dan economisch houdbaar is.

Het dilemma van Triffin

Een ander prangend probleem van het huidige internationale monetaire stelsel, het ‘Triffin dilemma’, wordt hiermee ook opgelost. Dit dilemma stelt dat de VS voldoende money moet creëren om de wereldeconomie te laten groeien. De VS zijn namelijk de uitgevers van staatsleningen die het mondiale financiële systeem als zodanig gebruikt.

Om de financiële sector van voldoende veilig onderpand te voorzien moeten de VS steeds meer schulden maken. En zeker na grote financiële crises - zoals in de kredietcrisis van 2008 en de coronacrisis van 2020 - is de vraag naar veilig onderpand enorm. Als er echter teveel schulden worden gemaakt, of als de politieke instabiliteit in de VS toeneemt, kan een vertrouwensbreuk ontstaan.

Als het vertrouwen in de stabiliteit van Amerikaanse staatsleningen wegvalt, dan valt de basis van de financiering van de wereldhandel en onze welvaart weg. Dit gevaar is geweken als staatsleningen worden vervangen door fysiek goud als referentiepunt en als neutrale monetaire reserve. Het 'Triffin dilemma' is daarmee ten einde.

Conclusie

We hebben in deze serie drie verschillende scenario's beschreven. Alle drie hebben ze gemeen dat goud terugkeert als geherwaardeerd kapitaal, omdat kapitaal dat nu in staatsobligaties zit als gevolg van de systeemcrisis zienderogen zal eroderen. Het is natuurlijk moeilijk te bepalen welk van de genoemde scenario’s het meest waarschijnlijk is. Dat hangt af van sociale, politieke en economische ontwikkelingen.

Resumerend bespreken we hieronder in het kort de perspectieven voor de drie scenario's die we in deze serie hebben behandeld.

Scenario 1

De goudmuntstandaard is een reëel toekomstperspectief. Overheden zullen tijdens een systeemcrisis door uiteenlopende belangen waarschijnlijk niet tot wereldwijde consensus komen die nodig is voor een nieuwe goudstandaard.

Toch kleven er ook bezwaren aan. Deze uitkomst wordt alleen maar bereikt na een periode van scherp gedaalde welvaart en grote sociale onrust. Veel van de huidige kosmopolitische verworvenheden zullen vanzelfsprekend moeten worden opgegeven, omdat ze niet meer financierbaar zijn. Het is immers een scenario dat volgt wanneer men al het vertrouwen in fiatgeld en krediet heeft opgegeven. Dat gebeurt pas bij een deflatoire depressie als in de jaren dertig of bij een verwoestende hyperinflatie.

Of een terugkeer naar goud en zilver in circulatie lang stand zal houden? Dat is zeer twijfelachtig. De kans is groot dat op een bepaald moment het spel van gouddekking van papiergeld weer zal worden uitgevonden. Daarna volgt een gouddekking die langzaam verwatert en via een soort goud(wissel)standaard weer over zal gaan in een ongedekt papieren geld- en kredietsysteem.

Scenario 2

De klassieke goudstandaard heeft in het verleden geen stand gehouden. Of het in onze tijd succesvol kan zijn valt ook nog maar te bezien. Het culturele fundament om tot deze oplossing te komen lijkt in onze huidige samenleving (nog) niet voorhanden. Te lang hebben politici en het electoraat kunnen profiteren van goedkoop krediet.

De pijn van disciplinering die een klassieke goudstandaard met zich meebrengt zal men tot het laatste moment proberen te vermijden. De herinvoering van een goed functionerende goudstandaard is uiteindelijk geen economisch, maar een politiek en zelfs filosofisch vraagstuk. Beschikken politici, bankiers, ondernemers en burgers ooit over voldoende culturele, morele en intellectuele bagage en zelfdiscipline om deze stap te kunnen zetten?

Scenario 3

Het meest functionele scenario is wel aanwijsbaar; dat is nummer 3. Dat weten centrale bankiers waarschijnlijk ook. Bij steeds meer centrale banken staat goud inmiddels tegen de actuele marktwaarde op de balans. Daarmee is het papiergeld niet alleen losgekoppeld van goud. Ook erkennen ze daarmee dat papiergeld in waarde fluctueert ten opzichte van het edelmetaal.

Omdat onbeperkt uitgeven van staatsleningen in dit scenario niet meer mogelijk is, zullen overheden zich weer gaan beperken tot hun kerntaken. Bankiers zullen weer hun best moeten doen om productieve bestemmingen voor spaargeld te vinden. Alleen op die manier kunnen ze spaarders aantrekken die een rentevergoeding op hun kapitaal wensen. Een afgeslankte financiële industrie ten slotte zal weer dat gaan doen waar ze het meest geschikt voor is. Namelijk het op efficiënte wijze uitlenen van door investeerders aangeboden kapitaal.

Sander Boon

Sander Boon

drs. Sander Boon is politicoloog. Hij is een gedreven politiek-economisch en monetair analist die verder kijkt en dieper graaft en daardoor vaak verborgen verbanden ontdekt. Hierdoor heeft hij een unieke kijk op sociaal-maatschappelijke, politiek-economische en monetaire trends en ontwikkelingen.

Lees alles van Sander Boon »