In deel 1 van deze serie trapten we af met de veranderende omstandigheden in ons monetair en financieel systeem. Veranderingen voltrekken zich vaak voor onze ogen zonder dat we het in de gaten hebben. Zo werd het voor veel mensen in de Sovjet-Unie - en ook voor westerlingen - pas op het allerlaatste moment duidelijk dat het communisme ging vallen. De transitie van het ene naar het andere monetaire systeem is ook zo'n proces dat we elke dag kunnen aanschouwen, maar waarvan we niet kunnen inschatten wanneer het omslagpunt komt.
Dat er iets staat te gebeuren, lijken velen echter aan te voelen. Kijken we wat meer van een afstand, dan zien we dat ons huidige geldsysteem sleets is geworden. We weten in ieder geval dat er verschillende monetaire systemen mogelijk zijn en ook hebben bestaan. In deel 1 beschreven we welke scenario's binnen de huidige setting mogelijk zijn. Hieronder beschrijven we hoe de transitie naar een volgend systeem eruit kan zien.
Schuld als bezit
De staatslening is in 1988 als risicovrij verklaard door centrale banken, zoals ik eerder al beschreef in dit artikel. De staatslening werd daarmee het anker van het totale monetaire en financiële systeem. Sindsdien vormt het dan ook de basis in elke beleggingsportefeuille. De maatstaf werd hoeveel rendement men kon maken zonder risico te nemen. Op basis hiervan konden vermogensbeheerders en beleggers berekenen hoeveel risico ze konden nemen op andere beleggingen om hun spaar- of investeringsdoelstelling te halen.
Het nieuwe ongelimiteerde opkoopprogramma van de Fed heeft de signaalfunctie van de risicovrije rente verstoord. Beleggers en bedrijven kunnen geen informatie meer ontlenen aan de rentestand en daarmee niet meer berekenen hoeveel risico ze moeten nemen in hun portefeuille of bij investeringsbeslissingen. De projectie van rente en daarmee de waardeontwikkeling van beleggingen en investeringen is zodoende onmogelijk geworden.
Hoewel ook centrale banken weten dat dit voor de economie zeer schadelijk is, ontkomen ze er niet aan. Het opkopen van leningen door de Fed is uit noodzaak geboren. Het schuldensysteem implodeert namelijk als centrale banken de waarde van leningen in een crisis niet ondersteunen. Dat laat meteen zien dat het systeem op langere termijn onhoudbaar is. Schuld als ‘risicovrij’ is de fundamentele weeffout in het systeem.
Minder schuld?
Omdat de rente op staatsleningen de benchmark werd voor kredietverlening, heeft de staatsleningstandaard de afgelopen decennia verregaande invloed gekregen op de economische ontwikkeling. Het op schulden gebaseerde systeem floreerde door steeds meer schuldgroei. Maar hoeveel van de economische groei sinds 1988 is op eigen kracht geweest en hoeveel was afhankelijk van kredietverlening en steeds lagere rente?
Schuld als basis van onze economie kent uiteindelijk een trade off. De economie moet blijven groeien om de schulden te kunnen blijven financieren. De schuldenlast is nu echter zo groot, dat het moeilijk is om nog veel economische groei te genereren. Er is dus een omslagpunt, waarbij een toename van schuld niet meer economische groei oplevert, maar stagnatie. Vanaf dat moment zijn er geen mogelijkheden meer om wat aan de schuld te doen.
Centrale banken proberen de economie te laten groeiend door een geforceerde toename van schuld. Dit resulteert echter langzaam maar zeker in afnemend vertrouwen in de houdbaarheid van dit op schulden gebaseerde systeem. Afbouwen van schuld is ook vrijwel onmogelijk. Dat leidt namelijk tot economische krimp en is daarmee gevaarlijk voor de houdbaarheid van de bestaande schulden. Een andere optie is om schulden maar gewoon weg te strepen. Dat betekent echter tegelijkertijd snijden in ons bezit, met als gevolg sterk verarmde pensioenfondsen en verzekeraars, failliete banken en een economische depressie.
Schuld als ‘risicovrij’ monetair anker en als benchmark voor rente blijkt een slecht idee. Het heeft ons in een patstelling gebracht. Centrale banken proberen met wilde monetaire experimenten deze patstelling te doorbreken. We kunnen echter niet meer voor of achteruit. De realiteit is dat overheden ons spaargeld in de vorm van staatsleningen hebben geconsumeerd, met de belofte dat ze het geld met rente terugbetaalt op basis van toekomstige economische groei. Nu de economische groei achterwege blijft, moeten we concluderen dat we ons kapitaal te hebben opgepot in het verkeerde spaarmiddel. We zijn dus minder rijk dan we dachten.
Op zoek naar een nieuw anker
We zijn op zoek naar zowel een nieuw monetair anker als een nieuw en veilig spaarmiddel. Het zijn onzekere tijden. We moeten al onze oude gedragspatronen en gedachten over sparen herijken. Tijdens deze transitie zetten de autoriteiten echter alles op alles om het huidige systeem in stand te houden. Door het tegen elke prijs te verdedigen, komen de kosten echter onevenredig te liggen bij de belastingbetalers en spaarders.
Zoals overheden in geldnood gedurende deze transitie actief op zoek zijn naar beschikbare financiële middelen, zo zullen spaarders op zoek gaan naar een alternatief spaarmiddel dat niet kan worden aangetast door overheden. En dat is nodig. Er moet namelijk snel een oplossing komen voor het wegvallen van de basis van het economisch kapitaal. Want zonder dat kapitaal kunnen we niet investeren in de toekomst. Een vrije samenleving die de vruchten wil kunnen plukken van productieve arbeid heeft namelijk kapitaal nodig om te kunnen investeren.
Hoe lang deze transitie duurt weten we natuurlijk niet. We zullen de ontwikkelingen tijdens deze periode nauwgezet blijven volgen en analyseren. We kunnen echter wel iets zeggen over hoe de wereld er uit kan zien na de transitie. Die zal namelijk gebaseerd zijn op verschillende spelregels die we al kennen uit het verleden.
We zullen drie scenario's bespreken, waarvan de eerste in dit artikel. De andere twee bespreken we in het volgende deel van deze serie.
- Muntstandaard
- Klassieke goudstandaard
- En als laatste een referentiestandaard
Scenario 1: De (bimetalen) muntstandaard
In dit scenario verliezen overheden en centrale banken de grip op de situatie. Na een periode van economische depressie door schulddeflatie of hyperinflatie neemt sociale onvrede toe en volgen opstanden en revoluties. Regeringen zullen vallen en de natiestaat heeft afgedaan. Onder deze omstandigheden komt er een spontane revaluatie van goud, zilver en koper. Deze keren daarmee terug in de rol die ze eeuwenlang hebben gespeeld: als fysiek ruilmiddel en spaarmiddel.[3] In de economische literatuur wordt deze situatie een muntstandaard genoemd. Goud, zilver (en in mindere mate koper) circuleren dan in muntvorm vrij ten opzichte van elkaar in het economisch verkeer.
Vrije circulatie geeft de bevolking zeggenschap over zowel de geldhoeveelheid als de renteontwikkeling; regulering van hogerhand is niet nodig. Onbelemmerde vraag en aanbod van edelmetalen aan de ene kant en goederen en diensten aan de andere kant volstaan om tot een evenwichtige prijsvorming te komen. Door het onbelemmerd tot stand komen van prijsverschillen treedt de Wet van Thier in werking. Dat is het omgekeerde van de Wet van Gresham: goed geld drijft slecht geld uit circulatie[4] Dit werkt als volgt.
De Wet van Thier
Als door nieuwe mijnproductie het aanbod van zilver toeneemt, resulteert dat in een daling van de prijs ten opzichte van goud. Goud wordt dan tegenover zilver schaarser. Door het overaanbod van zilveren munten daalt de waarde ervan en stijgen de prijzen van goederen en diensten. Als dit proces doorzet betaalt men op den duur liever met goud, omdat het stabieler en waardevoller is. Men kan er meer goederen of diensten mee kopen. Men zal de voorkeur geven aan het meest stabiele edelmetaal, omdat men de prijzen bij een meer constante waarde beter kan vergelijken.
Het zilver zal uit circulatie verdwijnen en worden omgesmolten tot bestek, kandelaars of juwelen. Hoe meer zilver uit omloop verdwijnt, hoe schaarser het wordt tegenover goud. Langzaam maar zeker komt de prijs van zilver weer op hoger niveau. Door de waardestijging wordt het uiteindelijk weer interessant om er mee te gaan betalen. Daardoor wordt het weer lucratief om zilveren munten te slaan. Het aanbod van en de vraag naar goud en zilver hebben dus invloed op de ‘prijs’ ervan. Een systeem dat door middel van vraag en aanbod in balans blijft.
In een onbelemmerde muntstandaard zweeft de prijs van goud en zilver niet alleen onderling, maar ook tegenover de aanwezige goederen en diensten. Als voedsel in een bepaald gebied, door een ramp bijvoorbeeld, steeds schaarser wordt, dan daalt de ruilvoet van goud of zilver ten opzichte van het voedsel: voor eenzelfde eenheid voedsel is meer goud of zilver nodig. Ook in een vrije markt met een relatief constante hoeveelheid goud en zilver is de waarde ervan dus altijd relatief. Omdat de productiviteit van de economie als geheel onder normale omstandigheden sneller groeit dan het aanbod van edelmetalen zal de koopkracht van het edelmetaal op termijn toenemen.
[caption id="attachment_15814" align="aligncenter" width="500"] Een Amerikaanse Silver Dollar uit 1804 (Bron: Wikipedia)[/caption]
Rente
Ook onder een muntstandaard zullen mensen geld lenen om te kunnen investeren. Echter is het onder dit systeem veel minder aantrekkelijk om te lenen, omdat de waarde van het geld op termijn toeneemt. Een investering moet dus veel meer opleveren om economisch rendabel te zijn.
De rente wordt in dit basale geldsysteem bepaald door een samenspel van: vrij beschikbaar kapitaal, de bevolkingsopbouw en het economische toekomstperspectief. Oudere mensen willen sparen om via rente-inkomsten hun gederfde arbeidsinkomen te compenseren. Jongeren willen lenen om te kunnen investeren, maar het economisch perspectief moet gunstig zijn om een lening terug te kunnen verdienen.
Geld dat men niet gebruikt voor directe consumptie kan men in eigen omgeving oppotten, bijvoorbeeld door het te stallen bij een depositobank. Ook kan men het geld uitlenen aan een investeringsbank of de overheid. De eerste keuze levert geen rente op, maar wel gemoedsrust. De tweede optie levert wel rente op, maar brengt ook meer risico met zich mee. Bankieren zal onder een muntstandaard weer een echt vak worden. Van overheden zal men verwachten dat ze het geleende geld aan het einde van de looptijd volledig en met rente terugbetalen.
Wisselbrieven
Waarschijnlijk zal er naast goud en zilver als betaalmiddel ook weer een systeem van wisselbrieven ontstaan. Het is namelijk niet altijd veilig om met grotere hoeveelheden edelmetaal op pad te gaan. In internationaal verband is het ook niet altijd praktisch om met handelswaar te slepen die nog niet is verkocht. Het is een betalingssysteem dat in de dertiende eeuw door Hollandse handelaren is uitgevonden. Het werd internationaal zelfs nog gebruikt tot de oprichting van de Amerikaanse Federal Reserve Bank in 1913.
[caption id="attachment_15812" align="aligncenter" width="700"] Een wissel uitgegeven door de Second Bank of the United States op 15 december 1840 voor een bedrag van $1000 (Bron: Wikipedia)[/caption]
Een wisselbrief of wissel (Real Bill in de Angel-Saksische wereld) is een betalingsopdracht in de vorm van een streng gereglementeerd document. Een wissel wordt getrokken door de verkoper van een product of dienst. Het is een opdracht aan de koper om in de toekomst het bedrag van de wissel te betalen. De looptijd was meestal 91 dagen (een kwartaal), omdat de goederen vaak seizoensgebonden waren.
De trekker kan de wissel aan het einde van de looptijd aanbieden aan de koper en worden uitbetaald ‘in klinkende munt’. Hij kan de wissel ook aanbieden aan een schuldeiser (bijvoorbeeld iemand die ruwe grondstoffen voor zijn producten heeft geleverd). Ook kan hij de wissel aanbieden aan een bank, die het bedrag dan uitbetaalt, minus de rente voor de resterende looptijd van de wissel (disconto). Een wissel kan men dus ook gebruiken als een soort betaalmiddel, omdat de onderliggende waarde is gebaseerd op de productie van een goed of dienst.
Waar gaat het mis?
Bovenstaand scenario lijkt goed uit te pakken. De geschiedenis leert echter dat een ongereguleerd maar goed functionerend geldsysteem nooit lang blijft bestaan. Dat komt omdat er veel geld te verdienen valt met het geldverkeer. Ook kan men het gedrag van mensen ermee sturen. Graag nemen bankiers, landheren, koninkrijken en overheden het heft dan ook in handen. Dat doen ze door het geld als wettig betaalmiddel te bestempelen. Bij aanvang is de nominale waarde van de munt gelijk aan de intrinsieke waarde. Maar zodra de circulatie goed op gang is gekomen ontstaat echter de prikkel om waarde aan het geld te onttrekken.
Het geld is bijvoorbeeld nodig om een oorlog te voeren. Hiertoe wordt een klein deel edelmetaal van de gouden of zilveren munten afgeschaafd, het zogenaamde 'clippen'. De nominale waarde van de munt blijft gelijk, maar de intrinsieke waarde, de hoeveelheid goud of zilver, daalt. Deze afgeschaafde munten worden weer in circulatie gebracht, met als gevolg dat de onafgeschaafde, de kwalitatief goede munten, uit omloop verdwijnen. De goede munten worden opgepot om hun hogere waarde, terwijl iedereen blijft betalen met de munten van mindere kwaliteit. Het is de Wet van Gresham, het omgekeerde van de Wet van Thier die we hierboven beschreven.
[caption id="attachment_15813" align="alignleft" width="400"] Het zilvergehalte van muntgeld in het Romeinse Rijk[/caption]
Het is een verstoring van de vrije markt in geld. Maar het werkt waarschijnlijk weer goed genoeg om economische groei te kunnen bewerkstelligen. Hoewel koningen en landheren goed zouden kunnen profiteren van deze geldvorm, komt deze aan zijn eind als het gehalte aan edelmetaal dermate is opgesoupeerd dat de bevolking de munten niet meer vertrouwt. Dan stapt men eerst illegaal en geleidelijk, later in grote getale over op buitenlandse munten van betere kwaliteit. Zo komt meestal een einde aan de muntstandaard evenals de heerschappij van de autoriteit in kwestie.
In het volgende deel van deze reeks komen we met twee andere scenario’s. Dan proberen we ook te schetsen welk van de beschreven drie scenario’s het meest realistisch is onder de huidige omstandigheden.