De Westerse economieën worden al ruim een decennium lang drijvende gehouden door de enorme steun van centrale banken, de Federal Reserve (Fed) in de Verenigde Staten en de Europese Centrale Bank (ECB) in de eurozone. Sinds de coronacrisis zijn daar ook nog eens gigantische steunpakketten van overheden aan toegevoegd. Daardoor lijkt het alsof we de crisis achter ons hebben gelaten dankzij deze overheden en centrale banken. Dit is de algemene opinie.
Een opinie die wij niet delen. Er valt immers nogal wat op af te dingen, zoals wij hier al diverse keren hebben laten zien. Ook hebben we aangetoond dat de effectiviteit van het centralebankgeld steeds minder wordt. Dat ze zelfs averechts begint te werken.
Ook wereldwijd voelen steeds meer mensen aan dat er sinds de financiële crisis van 2008 iets scheef zit. Zij vragen zich af hoe het zo verkeerd heeft kunnen gaan. Waarom er sindsdien in wezen weinig is verbeterd. Waarom er sinds de kredietcrisis - een schuldencrisis – alleen nog maar meer krediet is gecreëerd.
Binnen de economische wetenschap is er een denkrichting, de Oostenrijkse School genoemd, die ook zeer kritisch is over het huidige beleid. Deze 'Oostenrijkers' zijn dan ook fel gekant tegen het systeem op basis van ongedekt geld, waardoor financiële markten de geldhoeveelheden laten stijgen en de rentes tot een dieptepunt dalen. Zelfs tot - krankzinnige - negatieve niveaus. Aangezien de ‘Oostenrijkers’ wereldwijd een steeds grotere aantrekkingskracht uitoefenen, met hun ideeën over de financiële markten, maar zij niet erg bekend zijn bij het grote publiek, gaan we er hier onze aandacht op vestigen.
Ludwig von Mises
De derde generatie ‘Oostenrijkers’ wordt vooral vertegenwoordigd door Ludwig von Mises (1881-1973), tevens de grondlegger van de ‘moderne’ Oostenrijkse School. Zijn belangrijkste werk Human Action (Het menselijk handelen) geldt als de officieuze bijbel van de `Oostenrijkers`. Von Mises was de eerste die een volledige subjectief-economische theorie wist te ontwikkelen. Hij verdedigt de stelling dat het menselijk handelen altijd een doel dient, altijd rationeel is, een beweegreden heeft en tot een gevolg leidt. Door het menselijk handelen goed waar te nemen, kan een econoom achterhalen waarom bepaalde activiteiten worden uitgevoerd.
Mensen bepalen de prijzen. Zij hebben met hun handelen een bepaald resultaat op het oog. Zelfs al lijken bewegingen van prijzen op een ‘random walk’, dat wil zeggen op toeval, dan nog is dat veel vaker niet dan wel het geval. Dit betekent ook dat bepaalde gebeurtenissen aanleiding zullen geven tot bepaalde gevolgen. De relatie daartussen kan worden gekend en op grond daarvan kunnen verwachtingen worden opgesteld en acties worden ondernomen. Op effectenbeurzen valt dit verschijnsel overigens ook waar te nemen. Indien in een land de politieke verhoudingen wisselen dan zijn de reacties op de beurs in veel gevallen te voorzien. Zo leidt het verlagen van belastingen en verminderen van regelgeving over het algemeen tot stijgende beurskoersen.
Het zal duidelijk zijn dat de wereld van Von Mises niet eenvoudig is weer te geven met behulp van kwantitatieve gegevens. Het is vooral kwalitatief en subjectief van aard. Dat terwijl financiële pagina’s van kranten vaak vol staan met cijfers en ratio’s en tijdschriften met wetenschappelijke publicaties vaak gevuld zijn met wiskundige vergelijkingen. Vergelijkingen die door velen, abusievelijk, met ‘formules’ worden aangeduid. De ‘Oostenrijkers’ kijken hier helemaal doorheen. Zij zoeken naar de wereld achter de cijfers en nemen geen genoegen met alleen dat wat zichtbaar is.
Subjectiviteit
Von Mises nadruk op subjectieve waarderingen door individuele mensen en ondernemingen botste met de idee van collectieve rationaliteit en planning. Hij was dan ook een van de eersten die forse kritiek uitoefende op de idee van centrale planning en beroemd werd om zijn niet aflatende aanvallen op het socialisme. Hij betoogt dat de markt zo vrij mogelijk dient te blijven omdat alleen onder die voorwaarde tot stand gekomen prijzen overeen zullen stemmen met de economische realiteit. En dan alleen een vrije markteconomie uitsluitend gebaseerd op persoonlijk bezit, private productiefactoren en ondernemers die risico’s durven te nemen. Overheidsinterventies zullen de vrije markt slechts verstoren en verslechteren.
Hij was daarom tegen een geleide economie, tegen verplichte sociale verzekeringen, monopolies, vakbonden, bureaucratie en het Keynesiaanse denken. Von Mises beargumenteerde de onmogelijkheid van een maatschappelijk systeem zonder prijzen en mededinging. Het was onmogelijk een efficiënte, zich constant ontwikkelende, economie te hebben op grond van centralistisch-totalitaire principes. Geen enkele economie kon volgens hem goed functioneren zonder geld, markten en een prijssysteem. Prijzen geven immers voor de ondernemers de winstmogelijkheden aan en welke hulpbronnen zij moeten aanwenden om het grootste nut te bewerkstelligen.
Von Mises voorzag dan ook de ondergang van centraal geleide systemen en zou begin jaren negentig van de 20ste eeuw gelijk krijgen toen het prototype hiervan – het Sovjetsysteem - in elkaar stortte.
Geldtheorie
Ook aan de geldtheorie heeft Von Mises veel bijgedragen. Tot dan toe dachten economen dat een toename van de geldhoeveelheid zou moeten leiden tot een evenredige toename van het prijspeil, dat wil zeggen inflatie. Wat Von Mises bestreed en waarin hij ook gelijk heeft gekregen. Zo was er ondanks de enorme toename van de geldhoeveelheid in Japan, Amerika en Europa, nauwelijks sprake van toenemende inflatie. Sterker nog, sinds de financiële crisis van 2008 was de kans op deflatie groter. Von Mises beweerde dat het additionele geld niet in één keer over de economie wordt uitgesmeerd. Het zou geleidelijk gaan, vergelijkbaar met rimpels in het water die ontstaan nadat er een steen in is gegooid.
Von Mises beschouwde monetaire expansie overigens ook als een kwalijk middel van overheden, banken en bevoorrechte politieke groeperingen om andere groepen in de samenleving gedeeltelijk te kunnen beroven van hun geld en vermogen. Wat weer uiterst actueel is nu pensioengerechtigden en spaarders de dupe zijn van het ECB-beleid.
Friedrich Hayek
De laatste grote naam uit de Oostenrijkse School is Friedrich Hayek (1899-1992) die een leerling was van Von Mises. Zowel Hayek als Von Mises voorzagen al tegen het einde van de roaring twenties in de Verenigde Staten dramatische, economische gebeurtenissen. Voor zo goed als alle economen uit die tijd was de crash op Wall Street van 1929 en de daarop volgende depressie een volslagen verrassing, zowel voor de destijds leidende monetarist, Irving Fisher, als John Maynard Keynes.
Voor Hayek was het duidelijk waar de oorsprong van de Grote Depressie lag. De verklaring die hij in Prices and Production (Prijzen en productie) uit 1931 bood voor het ontstaan van de depressie, was gebaseerd op het werk van Von Mises, maar ook op de ideeën van Menger en Böhm-Bawerk.
In zijn analyse legt Hayek erg de nadruk op de verstorende werking van centrale banken. Zo had het bestuur van de Amerikaanse centrale bank, het Federal Reserve Board, gedurende de jaren twintig van de twintigste eeuw een politiek van goedkoop geld gevoerd. Wat leidde tot een explosieve groei in de industriële productie en tot groot optimisme op Wall Street.
Vanaf het moment dat de Fed de rentestand ging verlagen, stond het voor Hayek, maar ook voor Von Mises, vast dat het verkeerd zou aflopen. Het was alleen een kwestie van tijd, hoewel zij geen datum opgaven waarop het onvermijdelijke zou gebeuren.
John Maynard Keynes
Toen de Fed in de loop van 1928 werd gedwongen de rente te verhogen, crashten in het najaar van 1929 de aandelenbeurzen op Wall Street en de rest van de wereld. Dit leidde tot een wereldwijde recessie en depressie. En dat kwam niet doordat het marktsysteem niet werkte. Integendeel. Het kwam doordat de overheid de werking van het systeem saboteerde. Want na de renteverhoging door de Fed volgden nog een aantal overheidsmaatregelen, zoals het Congres dat allerlei belasting- en tariefsverhogingen invoerde en de regering van president Hoover die een politiek van hoge lonen introduceerde, wat leidde tot stijgende werkloosheid. Hierdoor werd het geloof in de werking van de vrije markten behoorlijk aangetast. Het zou vele jaren duren eer dit vertrouwen weer enigszins was hersteld.
Naarmate de depressie voortduurde en men de eigen fouten niet kon of wilde inzien, ontstond ook onder politieke leiders weerstand tegen een systeem van vrije markten. Zo werd de klassieke roep om alternatieven luider: marxisme, fascisme en nationaal-socialisme. Uiteindelijk kwam er een soort van oplossing en grotendeels aangedragen door de Britse econoom John Maynard Keynes, die stelde dat consumeren belangrijker was dan sparen. Consumeren was de oplossing voor de economische kwaal uit een tijdperk dat gekenmerkt werd door bezuinigen en gebrek aan investeringen.
Het enige dat de overheid moest doen was het creëren van begrotingstekorten. Dat kon door de overheidsuitgaven te verhogen, evenals de hoeveelheid geld in omloop. Dat werkte na de Grote Depressie, maar vooral door toedoen van de Tweede Wereldoorlog, waardoor de theorie van Keynes de allesoverheersende economische denkwijze werd en de theorieën van Von Mises en Hayek op de achtergrond raakten en bij sommigen zelfs een wat obscuur karakter kregen.
Nobelprijs
Vanaf 1974, wanneer Hayek als enige van de ‘Oostenrijkers’ de Nobelprijs voor de economie krijgt, ontstaat er weer belangstelling voor het Oostenrijkse gedachtegoed. Vooral ook omdat het toen bar slecht ging met de economie, door een oliecrisis, grondstoffentekorten, inflatie van meer dan tien procent en sterk dalende effectenbeurzen. Schokkend en verbazingwekkend was dat de zware recessie gepaard ging met inflatie. Wat Keyniaanse economen niet konden verklaren!
Het politieke antwoord op de crisis volgde met nieuwe regeringsleiders als Margaret Thatcher in het Verenigd Koninkrijk en Ronald Reagan in de Verenigde Staten. Zij sympathiseerden met Hayeks overtuiging dat overheden hun bemoeizucht met alles en iedereen sterk dienden in te perken. Hoewel de belangstelling voor de `Oostenrijkers` hierdoor toenam, werd niet gekozen voor een Goudstandaard, maar voor ‘monetarisme’. Deze geldtheorie moest na de hoge inflatie uitkomst bieden. De geldhoeveelheid moest groeien als voorwaarde voor economische groei.
Bijna alle economen zijn het er over eens dat ‘gemakkelijk geld’ een weldaad kan zijn voor de economie. Vooral indien dit gebeurt op het dieptepunt van een recessie. Maar alleen de ‘Oostenrijkers’ benadrukken de nadelige gevolgen. Zij stellen dat het vergroten van de geldhoeveelheid niet tot echte welvaart kan leiden. Want anders had er nooit armoede hoeven bestaan.
Gratis lunch bestaat niet
Bovendien zou het, zoals economen dat noemen, een gratis lunch betekenen. Maar in de economie is het onmogelijk iets voor niets te krijgen. Dus een gratis lunch bestaat niet. ‘Gemakkelijk geld’ gaat immers altijd gepaard met grote instabiliteit. Want centrale banken manipuleren de kapitaalmarkten, waardoor geldhoeveelheden groeien en rentes kunstmatig dalen. En daar profiteren niet alleen de economie, maar vooral kapitaalintensieve sectoren van. Het ontstane optimisme verspreidt zich naar financiële markten. Effectenbeurzen beleven hoogtijdagen. Volgens de Von Mises-Hayek-theorie is dit een gevaarlijke situatie. Want het leidt tot onnodige investeringen, overinvesteringen, overcapaciteit, overheden en burgers die boven hun stand leven.
Bovendien hebben bepaalde individuen en organisaties er veel baat bij. Rijken worden rijker. Toenemende geldcreatie creëert winnaars en verliezers. Daardoor verandert de economische structuur en neemt de kloof tussen rijk en arm toe. Ook ontstaan er, gelijk met de hoogconjunctuur in de economie, bubbels op aandelen-, obligatie- en huizenmarkten die altijd knappen en desastreuze gevolgen krijgen. De `Oostenrijkers’ zijn dan ook fel gekant tegen het huidige systeem op basis van ongedekt geld, waardoor financiële markten de geldhoeveelheden laten stijgen en de rentes kunstmatig laten zakken, zelfs tot de huidige - krankzinnige - negatieve niveaus.
Volgens Hayek en de zijnen zijn het monetaire verstoringen die foutieve signalen afgeven, omdat het de economie kunstmatig opdrijft. En die stijging kan alleen voortduren zolang de monetaire stimulans wordt voortgezet. Maar uiteindelijk zal elke stijging, vanwege het kunstmatige karakter, worden gecorrigeerd door een onvermijdelijke en pijnlijke afrekening. Dat wil zeggen, een ineenstorting van het totale financieel-economische systeem. We wachten af wie er gelijk gaat krijgen!