De macht van de persbureaus

De macht van de persbureaus

Is het u al eens opgevallen dat de verschillende kranten en journaals inhoudelijk steeds meer op elkaar lijken? Niet alleen is de selectie van onderwerpen vaak bijna identiek, ook belichten de media de onderwerpen vaak vanuit hetzelfde perspectief. Hoe komt het dat de diversiteit van het nieuwsaanbod via de traditionele media lijkt af te nemen?

In 2016 publiceerde het Zwitserse Propaganda Research een uitgebreid onderzoek over de werkwijze van de traditionele media. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat persbureaus een steeds grotere rol zijn gaan spelen in het medialandschap. En daarmee hebben ze een zeer grote invloed op de publieke opinie. Wat dat betekent en wat voor gevolgen dat heeft leest u in dit artikel.

Waar halen kranten hun nieuws vandaan?

Kranten en nieuwssites zijn voor hun informatievoorziening erg afhankelijk van een paar grote persbureaus. Via persbureaus als Associated Press (AP), Agency France Press (AFP) en Reuters worden de redacties van landelijke en regionale kranten dagelijks voorzien van informatie. Zij gebruiken de persberichten om hun nieuwspagina's te vullen, waarbij het persbureau slechts een kleine vermelding krijgt onderaan het artikel. Ook gebruikt men de artikelen van persbureaus vaak als bron voor een 'eigen' artikel. De tekst wordt herschreven, waarbij de naam van het persbureau niet altijd word vermeldt.

Natuurlijk hebben de grote kranten en nieuwssites ook journalisten die zelf op onderzoek uitgaan en die artikelen schrijven op basis van hun eigen waarnemingen. Voor lokaal nieuws zijn deze journalisten en verslaggevers belangrijk om informatie te vergaren en verslag te doen. Als het aankomt op internationaal nieuws vertrouwen de gevestigde media echter op datgene wat ze aangeleverd krijgen van persbureaus. Het is namelijk erg kostbaar om veel journalisten in het buitenland te hebben, zeker als je een goede wereldwijde dekking nastreeft. Ook hebben buitenlandcorrespondenten beperkte middelen, waardoor je niet kunt verwachten dat ze meteen over alle essentiële informatie beschikken.

Dit gegeven, in combinatie met de tijdsdruk waar de media steeds meer mee te maken hebben, heeft tot gevolg dat zelfs buitenlandcorrespondenten de persbureaus volgen om op de hoogte blijven van het laatste nieuws in het land waar ze zitten.

Een handvol persbureaus levert een groot deel van onze dagelijkse nieuwsvoorziening

Persbureaus

De drie belangrijkste persbureaus in de Westerse wereld zijn het Amerikaanse Associated Press (AP), het Franse Agence France-Presse (AFP) en het Britse Reuters. Bij de eerste twee persbureau werken ongeveer 4.000 mensen, bij de laatstgenoemde ongeveer 3.000. Daarnaast zijn er nog een aantal kleinere persbureaus, die vooral nationaal opereren. Voor verslaggeving over internationale gebeurtenissen vertrouwen de meeste kranten en zenders echter op de grote drie: AP, AFP en Reuters.

Deze drie persbureaus leveren kant en klare artikelen aan, die kranten en zenders kunnen overnemen en vertalen. Daardoor is het voor de lezer of kijker niet altijd duidelijk wat de herkomst is van het nieuws. In kranten wordt het persbureau vaak nog wel genoemd, maar bij radio en televisie is dat meestal niet het geval. Het is voor de lezer dan heel moeilijk om te achterhalen waar het nieuws vandaan komt. En de media willen dat liever ook niet vertellen, omdat het publiek dan weet dat ze niet zelf aan waarheidsvinding hebben gedaan.

In andere gevallen bewerken kranten de artikelen die ze doorgestuurd krijgen, waardoor het artikel van de eigen redactie afkomstig lijkt te zijn. In dat geval meestal de vermelding van het persbureau. Om kosten te besparen bezuinigen met name de kleine regionale media op verslaggevers. Daardoor zijn ze nog afhankelijker van het nieuws dat een persbureau aanlevert.

Hoe een drietal persbureaus de publieke opinie beïnvloeden

Gelijkgeschakelde media

De in 2017 overleden journalist Udo Ulfkotte maakte van binnenuit mee hoe de Westerse media functioneert. Hij was van 1986 tot 2003 politiek redacteur bij de Duitse krant Frankfurter Allgemeine. Daar deed hij onder meer rechtstreeks verslag van de Eerste Golfoorlog tussen Irak en Iran. Ook zag hij hoe journalisten werden omgekocht met reisjes en luxegoederen om over bepaalde zaken te schrijven.

Na zijn loopbaan bij deze krant schreef hij het boek Gekochte Journalisten, waarin hij uit de doeken doet hoe de Westerse media opereren. Hij beschreef niet alleen hoe journalisten werden betaald om nieuws vanuit een bepaald standpunt te brengen, maar ook hoe de media zich door persbureaus lieten leiden in hun verslaggeving. Zeker bij internationale gebeurtenissen kwam dat duidelijk naar voren.

Zo spreken de Westerse media bijna unaniem over Russische dreiging ten aanzien van Oekraïne. Dat terwijl de inwoners van de Krim daar in meerderheid heel anders over denken. Ook veroordelen de media het ingrijpen van Rusland in Syrië, terwijl ze minder kritisch schrijven over de rol van de Westerse landen.

Doordat de media zich afhankelijker maken van een paar grote persbureaus begint het nieuws steeds meer op elkaar te lijken. Niet alleen de inhoud van verschillende journaals en kranten komt steeds meer overeen, soms is zelfs de volgorde waarin ze de nieuwsberichten brengen hetzelfde. Het grote aanbod van kranten geeft de illusie van diversiteit, terwijl ze inhoudelijk vaak dezelfde lijn volgen en daarom dezelfde nieuwsverhalen wel of juist niet selecteren.

Syrië

Een voorbeeld van gelijkgeschakelde media vinden we in de verslaggeving over Syrië. Uit onderzoek naar de nieuwsvoorziening van negen grote Europese kranten bleek bijna 80% van alle berichten over Syrië deels of volledig afkomstig te zijn van persbureaus. Daarnaast was een vergelijkbaar percentage van alle nieuwsberichten positief over een interventie van de VS en de NAVO.

Propaganda en desinformatie bestond volgens de Westerse media alleen aan de kant van Assad en Poetin. Dat is opmerkelijk, aangezien onderzoeksjournalisten ter plaatse vaak tot andere conclusies kwamen. De Westerse media namen veel informatie over van het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten, een non-profit organisatie met één medewerker die vanuit Londen verslag deed van de situatie in Syrië.

Persbureaus namen de bevindingen van deze organisatie over en stuurden deze door naar duizenden mediakanalen. Die namen de nieuwsfeiten over, waardoor de nieuwsverhalen van deze organisatie honderden miljoenen mensen bereikten. Andere nieuwsverhalen vanuit Syrië haalden minder vaak de mainstream media. Deze informatie circuleerde wel op sociale media en alternatieve nieuwssites, maar haalde zelden of nooit de mainstream media.

Chemische aanval

Een voorbeeld van hoe dit in zijn werk gaat zagen we tijdens een gifgasaanval in de Syrische stad Douma in 2018. Westerse media schreven op basis van inlichtingen van persbureaus dat Assad verantwoordelijk was voor deze aanval. Hij zou met vliegtuigen bombardementen hebben uitgevoerd met chemische wapens. Uit het onderzoek van de OPCW bleek dat echter niet te kloppen.

Onderzoeker Ian Henderson kwam tot de conclusie dat de cilinders met gifgas niet afkomstig konden zijn van een vliegtuig. Hij achtte het waarschijnlijker dat deze waren neergelegd. In dat laatste geval kan de aanval ook zijn uitgevoerd door Syrische rebellen. Wikileaks onthulde dat deze bevindingen, die vraagtekens zetten bij de officiële verklaring rondom de chemische aanval, uit het rapport zijn weggelaten.

Ook ontdekten de onderzoekers dat de symptomen van de mensen die door de gifgasaanval werden getroffen niet overeen kwamen met het veronderstelde gebruik van chloorgas. Uit de publicaties van Wikileaks blijkt dat de OPCW intern verdeeld was over de resultaten die uiteindelijk in het rapport zijn opgenomen. Het hoofd van de OPCW eiste dat alle sporen die leiden naar deze conclusie werden verwijderd. Ook toen dit aan het licht kwam bleef hij de uitkomsten van het rapport verdedigen.

Deze kant van het verhaal kreeg nauwelijks aandacht in de Westerse pers. Het zou de geloofwaardigheid van hun eerdere berichtgeving over de vermeende gifgasaanval ondermijnen.

Manipulatie en desinformatie

Sommige gebeurtenissen halen het nieuws niet, terwijl andere dubieuze nieuwsverhalen wel de voorpagina's van kranten halen. In 2009 vertelde Tom Curley, toenmalig directeur van Associated Press, dat het Amerikaanse ministerie van Defensie op grote schaal probeerde het nieuws te beïnvloeden. Hij zei dat het Pentagon met ruim 27.000 mensen en een budget van bijna $5 miljard per jaar probeert de media te manipuleren. Amerikaanse generaals hadden zelfs gedreigd om hem en het persbureau kapot te maken als ze te kritisch zouden schrijven over het Amerikaanse leger.

Vergelijkbare getuigenissen staan in het boek 'Gekochte Journalisten' van Udo Ulfkotte. Daarin beschrijft de oud-journalist hoe zijn collega's onder bescherming van het leger ter plekke verslag doen. Onder deze omstandigheden is het vrijwel onmogelijk om objectief en volledig verslag te doen van de gebeurtenissen. Journalisten die op deze manier verslag doen van een oorlog zijn volgens Ulfkotte geen journalist meer. Ze zijn onderdeel van de PR-campagne van het leger.

Irak-oorlog

Ulrich Tilgner, een oudgediende Midden-Oosten correspondent voor de Duitse en Zwitserse televisie, waarschuwde in 2003 voor misleiding door het leger en de rol van de media. Dat was ten tijde van de Irak-oorlog:

"Met behulp van de media kan het leger de publieke perceptie bepalen en die gebruiken voor hun plannen. Ze slagen erin verwachtingen te wekken en bedrieglijke scenario's te verspreiden. In deze nieuwe vorm van oorlogsvoering vervullen de PR-strategen van de Amerikaanse regering een vergelijkbare functie als de piloten van bommenwerpers. De speciale afdelingen voor public relations in het Pentagon en in de geheime diensten zijn strijders geworden in de informatieoorlog.

Voor hun bedrieglijke manoeuvres maakt het Amerikaanse leger specifiek gebruik van het gebrek aan transparantie in de media. De manier waarop zij informatie verspreiden, die vervolgens door kranten en omroepen wordt opgepikt en verspreid, maakt het voor lezers, luisteraars of kijkers onmogelijk om de oorspronkelijke bron te traceren. Zo kan het publiek de werkelijke intentie van het leger niet herkennen." (Tilgner 2003, p. 132)

Fake news

Wat bekend is bij het Amerikaanse leger is ook niet vreemd voor de Amerikaanse inlichtingendiensten. In een opmerkelijk verslag van het Britse Channel 4 spraken voormalige CIA-ambtenaren en een Reuters-correspondent openhartig over de systematische verspreiding van propaganda en desinformatie bij de berichtgeving over geopolitieke conflicten:

Voormalig CIA-officier en klokkenluider John Stockwell zei over zijn werk in de Angolese oorlog: "Het basisthema was om het te laten lijken op een [vijandelijke] agressie. Dus ieder verhaal dat we konden opschrijven en waar dan ook in de media konden krijgen, gaven we door. Een derde van mijn medewerkers in deze task force waren propagandisten. Hun professionele werk bestond uit het verzinnen van verhalen en het vinden van manieren om ze in de pers te krijgen. De redacties van de meeste Westerse kranten zijn niet al te sceptisch over berichten die in overeenstemming zijn met algemene opvattingen en vooroordelen. Dus kwamen we weer met een ander verhaal. Dat hebben we wekenlang zo volgehouden. Maar het was allemaal fictie.

Fred Bridgland keek terug op zijn werk als oorlogscorrespondent voor het Reuters agentschap: "We baseerden onze rapporten op officiële communicatie. Pas jaren later vernam ik dat een kleine desinformatiedeskundige van de CIA op de Amerikaanse ambassade had gezeten en deze communiqués had samengesteld die helemaal geen relatie hadden met de werkelijkheid. In feite, om het heel cru te zeggen, kon je alle oude rotzooi publiceren. Het zou allemaal in de krant komen."

Voormalig CIA-analist David MacMichael beschreef zijn werk in de Contra-oorlog in Nicaragua met deze woorden: "Ze zeiden dat onze inlichtingen van Nicaragua zo goed waren dat we zelfs konden nagaan wanneer iemand een toilet doorspoelde. Maar ik had het gevoel dat de verhalen die we aan de pers gaven direct uit het toilet kwamen." (Hird 1985)

Conclusie

De macht van de drie grote persbureaus verklaart in belangrijke mate welke verhalen het nieuws halen en welke niet. Ze spelen daarmee een belangrijke rol in het informeren van de bevolking en in het sturen van de publieke opinie. Dat gebeurt soms op een zeer subtiele manier die de lezer niet eens zal opvallen. Weet u het verschil tussen een regering en een regime? Tussen een regeringsleider en een dictator? Door stelselmatig bepaalde woorden te kiezen sturen de media in wat goed en fout is.

In de Westerse wereld lijkt het medialandschap op het eerste gezicht zeer divers. De media geniet een grote mate van vrijheid in wat ze kan opschrijven. Toch lijkt ze die ruimte maar beperkt te benutten, aangezien ze veel nieuwsverhalen overnemen van grote persbureaus. Persbureaus die ook niet altijd objectief en volledig verslag doen, zoals we hierboven hebben laten zien.

Daarom is het belangrijk om je altijd af te vragen waarom je bepaalde informatie te zien krijgt in de media. Wie brengt het nieuws en waarom komt het uitgerekend op dit moment en in deze vorm naar buiten? Dat zijn vragen die je jezelf als kritische burger steeds moet stellen. Niet alleen bij de mainstream media, maar ook bij nieuwsverhalen in de alternatieve media.

Bron: Swiss Policy Research

Frank Knopers

Frank Knopers

Frank Knopers studeerde bedrijfswetenschappen aan de Universiteit Twente in Enschede en behaalde een Master in Financial Management met een onderzoek naar de effectiviteit van waardebeleggen (value investing) in Nederland. Sinds het uitbreken van de financiële crisis is Frank zich gaan verdiepen in het geldsysteem en de goudmarkt.

Lees alles van Frank Knopers »