Corruptie en oorlog kosten kapitalen

Corruptie en oorlog kosten kapitalen

In dit artikel leest u een passage uit ons boek Van Goud tot Bitcoin!

De financieel-economische geschiedenis kent een cyclisch verloop. Op de top van de macht is er een financieel-economische en politieke elite die grensoverschrijdende belangen heeft. Belangen die vaak gepaard gaan met corruptie, binnenlandse en buitenlandse strijd, grote begrotingstekorten, achteruitgang, chaos en soms zelfs oorlog.

Alle in verval geraakte wereldmachten worden geteisterd door hoge onkosten en een inflexibel leiderschap dat weigert hervormingen door te voeren. Rijke, leidinggevende klassen hebben immers belang bij de status quo. Bankiers, grootindustriëlen en politici hebben vooral oog voor hun eigen macht en hun eigen kapitaal.

Financieel leed

Elke keer weer treedt verval in wanneer leiders zich verrijken ten koste van de samenleving in plaats van de tering naar de nering te zetten. Hogere overheidsuitgaven en hogere defensie-uitgaven zijn doorgaans kenmerkend voor zo’n stadium. Wanneer leiders worden gedwongen te kiezen tussen bezuinigen en nog meer geld uitgeven, kiezen zij historisch gezien voor het laatste.

Oorlogen veroorzaken niet alleen veel menselijk leed maar ook veel financieel leed. Vaak is dat het begin van het einde, want een oorlog duurt altijd veel langer dan gedacht en kost dan ook altijd veel meer dan verwacht. En vaak kost het zoveel dat ook het politiek-economische systeem eronder bezwijkt, zoals onderstaande passage uit het boek aantoont en zoals we kunnen verwachten met de huidige oorlog in de Oekraïne die dreigt uit te lopen op een oorlog tussen Rusland en het westen.

Hieronder volgt een fragment uit ons boek over de neergang van het Spaanse rijk. In de vijftiende eeuw veroverden de Spanjaarden heel Midden- en Zuid-Amerika, waardoor ze grote hoeveelheden goud en zilver verzamelden. Maar uiteindelijk zorgde die overvloed van gratis geld niet voor meer macht, maar voor meer meer corruptie, schulden en verarming.

Hoogmoed

De Spaanse bevolking bestond voor 83 procent uit boeren, 12 procent uit ambachtslieden, 4 procent uit middenklassers en 1 procent uit edelen. De adel bezat het prestige en de helft van alle Spaanse grond. De boeren moesten ongeveer de helft van hun opbrengst aan pacht en belastingen aan de adel afstaan, terwijl de adel zelf vrijgesteld was van belasting. Het landsbestuur was geheel in handen van geldverslindende belangengroepen: het leger, het ambtenarenapparaat, de Katholieke Kerk en de adel.

De Spaanse zilverrijkdom verleidde de toonaangevende top tot een parasitair en onproductief bestaan. Zij raakten in de greep van zucht naar luxe en wereldse geneugten. Zij keken neer op zowel handel, nijverheid als ambachten. Op alle beroepen dus die gewone mensen uit lagere klassen uitoefenden.

De grote schrijver Luis de León verklaarde dat de Spanjaarden door het Zuid-Amerikaanse zilver, hun respect verloren om geld te verdienen in het zweet huns aanschijns. Zij hoopten snel rijk te worden, met een minimum aan inspanning.

“Getalenteerde jonge mannen kozen niet voor de handel of nijverheid, maar traden toe tot de kerk, de bureaucratie of het leger. Inkomsten werden niet gebruikt om te investeren, te moderniseren of te innoveren. Ze werden aangewend om te consumeren, oorlog te voeren en een groot leger- en ambtenarenapparaat in stand te houden.”

Tussen 1551 en 1560 kwam in Sevilla bijna 50.000 kilo goud binnen. Hoewel de belastinginkomsten tussen 1556 en 1577 verdrievoudigden, namen de uitgaven nog sneller toe door de voortdurende oorlogen die koning Philips II voerde tegen Frankrijk, Engeland en de afvallige Nederlanden.

Geen enkele staat kon zich met de Spaanse militaire macht meten. In de strijd tegen Engeland bouwde Spanje verreweg de grootste vloot ter wereld bestaande uit 130 schepen met daarop 3.165 kanonnen en 30.000 manschappen. Deze ogenschijnlijk onoverwinnelijke vloot van logge schepen moest vluchten voor de lichte, wendbare Engelse en Hollandse schepen. Waarna een grote storm op zee de rest deed. De Armada verging.

Schulden

De Spaanse alleenheerschappij op zee was na dit miljoenenverlies gebroken. Maar de geldverslindende landoorlogen gingen gewoon door. Jaarlijks kwam er ongeveer voor twee miljoen dukaten aan zilver binnen. Er ging echter nog meer uit dan er binnenkwam. Desondanks weigerde Philips het belastingsysteem te hervormen en de belastingen te verhogen. De tekorten werden telkens aangevuld met langlopende (juros) en met kortlopende leningen (asientos), van voornamelijk Genuese en Duitse bankiers. Hoe meer Spanje leende, hoe moeilijker het werd. In 1557 was de financiële nood zo hoog dat Philips II zijn rentebetalingen aan geldschieters stopzette. Dat stond min of meer gelijk aan een staatsbankroet. Het tweede bankroet volgde in 1560, het derde bankroet in 1575.

Bij een bankroet werden alle betalingen opgeschort en volgden onderhandelingen met de financiers om kortlopende leningen, die doorgaans tegen hoge rentes waren afgesloten, om te zetten in langlopende overeenkomsten tegen voor de koning gunstigere voorwaarden. Philips II slaagde er telkens in de onderhandelingen tot een goed einde te brengen. Bij elk bankroet kon hij na onderhandelingen al na één of twee jaar opnieuw een beroep doen op de bankiers. De grotere geldschieters, zoals de Genuese Spinola’s en de Duitse Fuggers, namen hun verlies en zetten hun leningen stop. Maar na stevige onderhandelingen bleven ze de koning geld lenen, omdat hen dat op langere termijn een veel grotere winst opleverde.

Koning Philips II van Spanje, 1527 – 1598

In 1596 bedroegen de rentelasten op de Spaanse staatsschuld zelfs 40 procent van het totale overheidsbudget. Opnieuw ging Spanje bankroet. Toen Philips II twee jaar later overleed, liet hij een schuld achter van maar liefst honderd miljoen dukaten, ondanks dat de Spanjaarden in ruim honderd jaar tijd ongeveer 350.000 kilo goud hadden weten weg te roven uit het Amerikaanse continent. Tijdens zijn 39-jarige bewind, van 1559 tot 1598, werd de schuld 8,8 keer zo groot als de economie, terwijl de belastingen stegen met 430 procent en de inflatie met 400 procent.

Neergang

Droogte, misoogsten en pestepidemieën tussen 1596 en 1602, die 600.000 tot 700.000 Spanjaarden het leven kostte, versnelde de neergang van de Spaanse bevolking en de Spaanse economie. De bevolking daalde gedurende de 16e eeuw door meerdere epidemieën, hongersnoden en een groeiend aantal oorlogsslachtoffers van 8,5 naar 7 miljoen inwoners.

Terwijl de zilveraanvoer in de eerste helft van de 17e eeuw daalde, bleven de oorlogskosten stijgen. Dat terwijl de economie verder ineenkromp. Sevilla bijvoorbeeld had rond 1530 maar liefst zestienduizend weefgetouwen. Honderd jaar later waren er nog maar vierhonderd overgebleven. Wat restte was een overvloed aan soldaten, bureaucraten, priesters, bedelaars en boeven.

Philips III kwam in grote financiële nood en besloot zijn toevlucht te nemen tot een grootschalige aanmunting van kopergeld (oftewel: hij ging meer geld drukken.) Hierdoor verdween het zilvergeld uit de circulatie. Dit bevestigde wat Sir Thomas Gresham in 1558 al had geconstateerd, namelijk dat slecht geld het goede geld uit de circulatie verdrijft. Iedereen gebruikte de koperen munten als betaalmiddel, waardoor de gouden en de zilveren munten uit de circulatie verdwenen. Bovendien leidde al dat overvloedige kopergeld tot enorme inflatie, die gedurende de 16e eeuw zou verviervoudigen. Dat spoorde de allerrijksten aan om hun kapitaal meer dan ooit in binnenlands onroerend goed en buitenlandse staatsleningen te investeren.

Vervolgens verschenen er politiek-economische bestuurders, de arbitristas, die hervormingsmaatregelen voorstelden. Zij wilden de koninklijke gunsten aan banden leggen, de adel en Kerk ook belasting laten betalen, de bevolkingsafname een halt toeroepen en de invoer van buitenlandse producten verbieden. Maar de Koning, de Kerk en de adel boycotten elke hervormingspoging.

Een tijdgenoot in Spanje merkte dat op en schreef: ‘zij die kunnen, willen niet en zij die willen, kunnen niet’. Daardoor volgde een langdurige periode van verval, waarin het land opnieuw bankroet zou gaan in 1607, 1627, 1647, 1652, 1660 en 1662. Telkens kwam dat neer op uitstel van betaling. Spanje werd daarom ‘de zieke man van Europa’ genoemd. Spanje was binnen een eeuw tijd van rijkste mogendheid afgegleden tot een van de armste landen van Europa.

Meer weten? Lees verder in ons boek Van goud tot Bitcoin!

Klik hier om het boek te bestellen

Van Goud tot Bitcoin!

Eric Mecking

Eric Mecking

drs. Eric Mecking is historicus, schrijver, spreker, financieel-economisch analist en adviseur. Hij heeft zich gespecialiseerd in cyclisch denken en beursanalyses. Zijn unieke cyclische beleggingssysteem - Trend Tracker - gebruikt hij om te handelen op de financiële markten en om de belangrijkste beursontwikkelingen bij te houden voor Geotrendlines.

Lees alles van Eric Mecking »