Begin dit jaar vergeleek Gabriel Makhlouf, ECB-bestuurslid en gouverneur van de Ierse centrale bank, diverse keren de opkomst en koersstijging van Bitcoin met de beruchte tulpenmanie uit de 17e eeuw. Toen de manie op haar hoogtepunt was kostte de duurste tulp evenveel als een Amsterdams grachtenpand.
De vraag is of deze ECB bestuurder die een punt wil maken ook daadwerkelijk een punt heeft. Is de Bitcoingekte van nu te vergelijken met de tulpenmanie van toen? Daarvoor gaan we in deze serie kijken wat er destijds gebeurde. Waarom werd de tulp zo populair, zo duur en hoe verliep die tulpenmanie? En is de vergelijking met Bitcoin terecht? In deze serie krijgt u antwoorden op deze vragen.
De tulp is een van Nederlands bekendste symbolen. Buitenlanders en Nederlanders denken daarbij direct aan vlakke, wijde landschappen met schitterende tinten van schijnbaar eindeloze tulpenvelden in de bollenstreek. De tulpenmanie van 1634-1637 is bij veel beleggers bekend als de eerste goed gedocumenteerde speculatiebubbel uit de financiële geschiedenis. Een bubbel die even snel weer eindigde met de eerste grote crash.
De term tulpenmanie wordt daarom vaak als metafoor gebruikt voor latere beruchte speculatiebubbels, zoals: de Mississippibubbel en South Seabubbel van 1720, de landgekte in Florida van 1925, de Wall Street crash van 1929, de dotcombubbel rond de eeuwwisseling en de huidige gekte rondom Bitcoin.
Aan de eerste bubbel en de eerste crash gingen in de Nederlanden andere noviteiten vooraf die deze bubbel mede mogelijk maakten. Want voor elke bubbel is veel geld nodig. En dat was er wel in de Nederlanden aan het begin van de zeventiende eeuw, de periode die samenviel met de enorme welvaart van de Gouden Eeuw.
Innovatie
De Tachtigjarige Oorlog was nog in volle gang. Wij waren niet alleen militair maar ook economisch in een strijd verwikkeld met Spanje. Op beide fronten waren we aan de winnende hand. Stadhouder Frederik Hendrik, de stedendwinger, veroverde grote delen land op de Spanjaarden. Ook economisch verschoof het zwaartepunt van Spanje naar de Nederlanden. Wij zouden de rol van economische wereldmacht van de Spanjaarden overnemen, en binnen de Nederlanden zou de financieel-economische kern zich verplaatsen van de Zuidelijke naar de Noordelijke Nederlanden: van Vlaanderen naar Holland, van Antwerpen naar Amsterdam.
De eerste NV
Dit bood nieuwe kansen. De Hollanders maakten hiervan gebruik door in 1602 de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) op te richten: de eerste naamloze vennootschap ter wereld met vrij verhandelbare aandelen waarin particulieren konden beleggen. ‘Jan Compagnie’, zoals deze bij het volk bekendstond, werd beschouwd als compagnie van ‘iedereen’ in de Noordelijke Nederlanden.
Het omvangrijke beginkapitaal van 6,5 miljoen gulden maakte grote investeringen mogelijk. De VOC groeide hard en werd steeds machtiger. Ze had in meerdere landen vestigingen. Het was dus niet alleen de eerste NV, maar ook de eerste multinational. Ze heerste over de wereldzeeën en vervoerde met duizenden schepen tegelijk bulkgoederen. Vooral graan, maar ook zeldzame lucratieve vrachten uit Azië. De laatste bevatten specerijen (vooral peper), waar enorm veel vraag naar was. De winsten waren spectaculair en de aandelen verdubbelden in prijs van 1630 tot 1639 en stegen vooral vanaf begin 1636.
De eerste Bank
Ook de in 1609 opgerichte Amsterdamse Wisselbank – de eerste, min of meer, centrale bank van de wereld – droeg sterk bij aan de welvaart. Tot dan toe bestond de geldcirculatie hoofdzakelijk uit munten. En dan ook nog eens uit veel verschillende soorten munten die overal vandaan kwamen en die elk hun eigen waarde hadden. Dat belemmerde de handel. Er waren vele kilo’s aan muntgeld nodig om grote handelstransacties te financieren. De innovaties van de Wisselbank brachten de zogezegde broodnodige rust, reinheid en regelmaat op monetair gebied.
Ten eerste keurde de bank alle verschillende soorten munten en wisselde de slechte munten in voor een gelijke waarde aan goede munten. Ten tweede konden handelaren hun muntgeld en goud in bewaring geven bij de Wisselbank. Voor de tegenwaarde konden ze een ‘girorekening’ openen waarmee ze handelstransacties met andere rekeninghouders konden aangaan zonder dat er contant geld aan te pas kwam. Muntgeld bleef vanaf dat moment veilig opgeborgen in de kluizen van de Wisselbank in het stadhuis. Daar was het beschermd tegen brand en diefstal en gewaarborgd door de stad Amsterdam. Voortaan werden de transacties niet meer verrekend met zware zakken vol muntstukken, maar gewoon op papier, waarbij het echte geld veilig opgeborgen in de kluizen van de Wisselbank dienstdeed als waarborg.
De eerste Beurs
In 1611 werd de Beurs in Amsterdam voltooid. De eerste beurs in de wereld die voor het eerst een ‘moderne’ effectenhandel mogelijk maakte. Amsterdam werd, mede door de VOC, de Wisselbank en de Beurs, tijdens de zeventiende eeuw het handels- en financiële centrum van de wereld. De voordelen van dit systeem waren zo groot dat ze een enorme aantrekkingskracht uitoefenden op handelaren en kooplieden, binnen en buiten de Republiek en grote economische welvaart bracht. Het succes weerspiegelde zich in de bankgulden die de dominerende valuta in de wereld werd, zoals de Amerikaanse dollar dat nu is.
Amsterdam groeide uit tot de welvarendste stad van Europa. In 1585 kende de stad vijf inwoners met meer dan honderdduizend gulden aan vermogen, in 1674 was dat aantal opgelopen tot tweehonderd. Amsterdam werd ook de grootste stad van Europa met in totaal honderdduizend inwoners en was daarmee groter dan Madrid.
Dankzij de Wisselbank liep de inflatie van de prijzen sterk terug. Voor de oprichting van de bank bedroeg deze tussen 1550 en 1608 jaarlijks 2 procent. Na de oprichting daalde deze tussen 1609 en 1658 tot een gemiddelde van 0,9 procent. Het vertrouwen in de gulden en de overheid was zo groot dat de Republiek de laagste rente kende. De rente op overheidsobligaties zakte van 8,3 procent in 1600 naar 5 procent in 1640 tot 3 à 3,7 procent sinds 1672. De rijkdom en lage rente veroorzaakten een grote speculatiegolf in wat destijds een Europese mode was: tulpen.
Van tulpenmode naar tulpenhandel
Tulpen kwamen in de zestiende eeuw voor het eerst in Europa aan vanuit het huidige Turkije. De Weense ambassadeur aldaar zou een mandje tulpenbollen mee naar huis hebben genomen. Sultans droegen de bloem op hun tulband. Zo kreeg de bloem ook haar naam; van tulipan, dat tulband betekent.
De eerste tulpen verschenen in ons land toen de Vlaamse diplomaat Ogier Gisleen van Busbeke in 1592 tulpenbollen stuurde aan zijn vriend Carolus Clusius. Deze was hoogleraar aan de Universiteit van Leiden en tevens de eerste directeur van de Hortus botanicus in Leiden. Clusius richtte de tuin in met alle tot dan toe bekende plantensoorten. Er werden tulpen en later ook tomaten, tabaksplanten, mais en aardappelen aangeplant en die kregen door de botanische tuin bekendheid in Noord-Europa. Clusius verrichtte veel onderzoek naar de tulpen en legde daardoor de basis voor de Nederlandse bollenteelt en tulpenveredeling. Hij was een zeer vooraanstaande botanicus en kan met recht de vader van de tulp worden genoemd.
De delicate bloemen met hun levendige bloemblaadjes spraken tot de verbeelding en werden al snel een luxeproduct voor de rijken. Kort na 1600 begonnen de prijzen van tulpenbollen te stijgen door de toenemende populariteit en beperkte voorraden. Franse hofdames betaalden omgerekend honderden guldens voor een tulpenbloem die zij op een galabal in hun decolleté droegen. In 1623 kostte een enkele tulpenbol van een populaire soort 1.000 gulden, terwijl het gemiddelde jaarinkomen op 150 gulden lag.
Virusinfectie
De prijzen voor de uniforme 'zelfkleurige' tulpen stegen gestaag, terwijl die voor de zeldzamere, meerbladige 'gebroken' tulpensoorten omhoog schoten. Dit waren de mooiste en meest gevraagde tulpen omdat ze niet alleen prachtig van kleur waren, maar ook spectaculaire strepen en vlammen op de bloembladen hadden. Aan het einde van de negentiende eeuw zou pas bekend worden dat dit het gevolg was van een specifieke virusinfectie, een soort mozaïekvirus.
Er waren honderden tulpenrassen bekend. Het was moeilijk ze uit elkaar te houden en er was nogal eens onenigheid over de vraag tot welk ras een bloem precies behoorde. Daarom verschenen op het hoogtepunt van de tulpenrage zogenoemde tulpenboeken, waarin prachtige gekleurde tekeningen van tulpen stonden. Deze tulpenboeken deden ook dienst als verkoopcatalogi om de kooplust op te wekken en verder te versterkten.
Intussen hadden de prijzen voor gebroken bloemen enorme hoogten bereikt. In de zuidelijke Nederlanden werd een enkele bol geruild voor een kleine brouwerij (brasserie). Dit ras werd bekend als Tulipe Brasserie. De tulpenmanie was begonnen.
Wordt vervolgd...