Het China onder leiding van Xi Jinping vormt momenteel de grootste bedreiging voor vrije samenlevingen. Dat zei George Soros in zijn toespraak voor het World Economic Forum in Davos. De miljardair vreest dat de Chinese regering technologische innovaties als 'machine learning' en kunstmatige intelligentie zal gebruiken om een controlestaat te bouwen die de vrijheid van het individu ondermijnt en meer macht geeft aan de staat.
George Soros verwijst naar het sociale kredietsysteem van de Chinese overheid, waarin het gedrag van burgers wordt gemonitord. Met alle data die nu al verzameld wordt over de bevolking kan de Chinese overheid een controlestaat bouwen die zelfs George Orwell zich niet had kunnen voorstellen, aldus de miljardair.
'Hard optreden tegen China'
Volgens Soros is het een goede zaak dat de Amerikaanse regering onder leiding van president Trump China heeft aangemerkt als 'strategische rivaal'. De Verenigde Staten moeten volgens hem hard optreden tegen de dominantie van Chinese technologiebedrijven als ZTE en Huawei, omdat China anders het wereldwijde 5G netwerk zal domineren. Dat zou voor de rest van de wereld een onacceptabel veiligheidsrisico zijn, aldus Soros.
Ten aanzien van de Chinese Zijderoute heeft de miljardair ook zijn bedenkingen. Hij merkt op dat veel van deze projecten niet de economische, maar juist de strategische belangen van China dienen. Landen die deelnemen aan de Zijderoute worden financieel afhankelijk gemaakt, omdat ze het geld voor de infrastructurele projecten moeten lenen. Kunnen ze deze leningen niet terugbetalen, dan eist China meer zeggenschap op.
We hebben het volledige betoog van George Soros vertaald. Hieronder ziet u de volledige vertaling, klik hier voor het origineel.
Goedenavond en bedankt allemaal voor uw komst.
Ik wil mijn tijd vanavond gebruiken om de wereld te waarschuwen voor een ongekend gevaar dat het voortbestaan van open samenlevingen bedreigt.
Toen ik vorig jaar voor jullie stond heb ik het grootste deel van mijn tijd besteed aan het analyseren van de snode rol van de IT-monopolies. Dit is wat ik zei: "Er ontstaat een alliantie tussen autoritaire staten en de grote IT-monopolies met veel gegevens die ontluikende systemen van bedrijfssurveillance combineren met een zich al ontwikkelend systeem van door de staat gesponsord toezicht. Dit zou wel eens kunnen resulteren in een web van totalitaire controle, zoals zelfs George Orwell dat niet had kunnen voorstellen."
Vanavond wil ik de aandacht vestigen op het dodelijke gevaar van de controle-instrumenten die 'machine learning' en kunstmatige intelligentie in handen kunnen leggen van repressieve regimes. Ik zal me concentreren op China, waar Xi Jinping wil dat een eenpartijstaat de absolute macht heeft.
Sinds vorig jaar zijn er veel dingen gebeurd en ik heb veel geleerd over de vorm die totalitaire controle in China gaat aannemen.
Alle snel groeiende informatie die beschikbaar is over een persoon, zal worden geconsolideerd in een gecentraliseerde database om een "sociaal kredietsysteem" te creëren. Op basis van die gegevens zullen mensen worden geëvalueerd en zullen algoritmen bepalen of ze een bedreiging voor de staat vormen. Mensen zullen dan dienovereenkomstig worden behandeld.
Het sociale-kredietsysteem is nog niet volledig operationeel, maar het is duidelijk waar het naartoe gaat. Het zal het lot van het individu ondergeschikt maken aan de belangen van de eenpartijstaat op een manier die zijn weerga niet kent in de geschiedenis.
Ik vind het sociale-kredietsysteem beangstigend en weerzinwekkend. Helaas vinden sommige Chinezen het aantrekkelijk, omdat het informatie en diensten biedt die momenteel niet beschikbaar zijn en omdat het burgers die zich aan de wet houden kan beschermen tegen vijanden van de staat.
China is niet het enige autoritaire regime in de wereld, maar het is ongetwijfeld het rijkste, sterkste en meest ontwikkelde in 'machine learning' en kunstmatige intelligentie. Dit maakt Xi Jinping de gevaarlijkste tegenstander van diegenen die geloven in het concept van de open samenleving. Maar Xi is niet de enige. Autoritaire regimes verspreiden zich over de hele wereld en als ze slagen, worden ze totalitair.
Als oprichter van de Open Society Foundations heb ik mijn leven gewijd aan de strijd tegen totaliserende, extremistische ideologieën, die ten onrechte beweren dat het doel de middelen heiligt. Ik geloof dat het verlangen van mensen naar vrijheid niet voor altijd kan worden onderdrukt. Maar ik erken ook dat open samenlevingen momenteel ernstig worden bedreigd.
Wat ik vooral verontrustend vind, is dat de door kunstmatige intelligentie ontwikkelde controlemiddelen een inherent voordeel bieden aan autoritaire regimes ten opzichte van open samenlevingen. Voor hen vormen instrumenten voor controle een nuttig hulpmiddel; voor open samenlevingen vormen ze een dodelijke bedreiging.
Ik gebruik 'open samenleving' als steno voor een samenleving waarin de rechtsstaat de overhand heeft in plaats van één persoon en waar de rol van de staat bestaat uit het beschermen van mensenrechten en individuele vrijheid. In mijn persoonlijke visie zou een open samenleving speciale aandacht moeten schenken aan degenen die lijden aan discriminatie of sociale uitsluiting en degenen die zichzelf niet kunnen verdedigen.
Autoritaire regimes gebruiken daarentegen alle controle-instrumenten die zij tot hun beschikking hebben om zichzelf aan de macht te houden, ten koste van degenen die zij uitbuiten en onderdrukken.
Hoe kunnen open samenlevingen worden beschermd als deze nieuwe technologieën autoritaire regimes een ingebouwd voordeel geven? Dat is de vraag die me bezighoudt. En het zou ook diegenen moeten bezighouden die liever in een open samenleving willen leven.
Open samenlevingen moeten bedrijven reguleren die controlemiddelen produceren, terwijl autoritaire regimes hen 'nationale kampioenen' kunnen noemen. Dat heeft sommige Chinese staatsbedrijven in staat gesteld de multinationale reuzen bij te benen en zelfs te overtreffen.
Dit is natuurlijk niet het enige probleem dat ons vandaag zou moeten aangaan. Door de mens veroorzaakte klimaatverandering bedreigt bijvoorbeeld het voortbestaan van onze beschaving. Maar het structurele nadeel waarmee open samenlevingen worden geconfronteerd, is een probleem dat me bezig houdt en ik wil graag mijn ideeën delen over hoe we ermee om kunnen gaan.
Mijn diepe zorg voor dit probleem vloeit voort uit mijn persoonlijke geschiedenis. Ik ben in 1930 in Hongarije geboren en ik ben joods. Ik was 13 toen de nazi's Hongarije bezetten en begonnen Joden te deporteren naar vernietigingskampen.
Ik had veel geluk, want mijn vader begreep de aard van het naziregime en regelde valse identiteitspapieren en schuilplaatsen voor alle leden van zijn familie, en ook voor een aantal andere joden. De meesten van ons hebben het overleefd.
Het jaar 1944 was de vormende ervaring van mijn leven. Ik heb op jonge leeftijd geleerd hoe belangrijk het is wat voor soort politiek regime de overhand heeft. Toen het naziregime werd vervangen door Sovjetbezetting, verliet ik Hongarije zo snel als ik kon en vond ik mijn toevlucht in Engeland.
Aan de London School of Economics heb ik mijn conceptueel kader ontwikkeld, onder de invloed van mijn mentor Karl Popper. Dat raamwerk bleek onverwachts nuttig toen ik een baan op de financiële markten vond. Het raamwerk had niets met financiën te maken, maar het is gebaseerd op kritisch denken. Hierdoor kon ik de tekortkomingen van de heersende theorieën analyseren die institutionele beleggers volgden. Ik werd een succesvolle hedgefondsmanager en ik was er trots op de best betaalde criticus van de wereld te zijn.
Het runnen van een hedgefonds was zeer stressvol. Toen ik meer geld had verdiend dan ik nodig had voor mezelf of mijn familie, onderging ik een soort midlifecrisis. Waarom zou ik mezelf moeten uitputten om meer geld te verdienen? Ik heb lang en diep nagedacht over waar ik echt om gaf en in 1979 heb ik het Open Society Fund opgericht. Ik heb de doelstellingen gedefinieerd als het helpen openen van gesloten samenlevingen, het verminderen van de tekortkomingen van open samenlevingen en het bevorderen van kritisch denken.
Mijn eerste pogingen waren gericht op het ondermijnen van het apartheidsstelsel in Zuid-Afrika. Daarna richtte ik mijn aandacht op het openstellen van het Sovjet-systeem. Ik richtte een joint venture op met de Hongaarse Academie van Wetenschappen, die onder communistische controle stond, maar haar vertegenwoordigers sympathiseerden stiekem met mijn inspanningen. Deze situatie overtrof mijn stoutste dromen. Ik raakte verslaafd aan wat ik 'politieke filantropie' noem. Dat was in 1984.
In de jaren die volgden, probeerde ik mijn succes in Hongarije en in andere communistische landen na te bootsen. Ik deed het vrij goed in het Sovjet-imperium, inclusief de Sovjet-Unie zelf, maar in China was het een ander verhaal.
Mijn eerste poging in China zag er veelbelovend uit. Het betrof een uitwisseling van bezoeken tussen Hongaarse economen die enorm werden bewonderd in de communistische wereld, en een team van een nieuw opgerichte Chinese denktank die graag van de Hongaren wilde leren.
Op basis van dat eerste succes stelde ik Chen Yizi, de leider van de denktank, voor om het Hongaarse model in China te repliceren. Chen kreeg de steun van premier Zhao Ziyang en zijn hervormingsgezinde beleidssecretaris Bao Tong.
Een joint venture genaamd het China Fund werd in oktober 1986 ingewijd. Het was een instelling die anders was dan alle andere in China. Op papier had het volledige autonomie.
Bao Tong was zijn kampioen. Maar de tegenstanders van radicale hervormingen, die talrijk waren, bundelden hun krachten om hem aan te vallen. Ze beweerden dat ik een CIA-agent was en vroegen het bureau voor binnenlandse veiligheid om een onderzoek. Om zichzelf te beschermen werd Chen Yizi door Zhao Ziyang vervangen voor een hoge functionaris in de externe veiligheidspolitie. De twee organisaties waren gelijkwaardig en ze konden elkaars zaken niet beïnvloeden.
Ik keurde deze verandering goed, omdat ik geïrriteerd was met Chen Yizi. Hij kende teveel beurzen toe aan leden van zijn eigen instituut en ik was me niet bewust was van de politieke machtsstrijd achter de schermen. Maar de aanvragers van het China Fund merkten al snel dat de organisatie onder controle van de politieke politie was gekomen en begon weg te blijven. Niemand had de moed om de reden daarvoor aan mij uit te leggen.
Uiteindelijk bezocht een Chinese ontvanger van een studiebeurs mij in New York en vertelde hij me dat, met een groot risico voor zichzelf. Kort daarna werd Zhao Ziyang uit de macht gehaald en ik gebruikte dat excuus om de denktank te sluiten. Dit gebeurde vlak voor het bloedbad op het Tiananmen-plein in 1989 en het liet een "zwarte plek" achter op het geheugen van de mensen die bij de denktank waren betrokken. Ze hebben hun uiterste best gedaan om hun naam te zuiveren en uiteindelijk zijn ze daarin geslaagd.
Achteraf gezien is het duidelijk dat ik een fout heb gemaakt door te proberen een denktank op te zetten die werkte op manieren die vreemd waren voor de mensen in China. Op dat moment zorgde het geven van een gift voor een gevoel van wederzijdse verplichting tussen de geldschieter en de ontvanger en verplichtte ze beiden om voor altijd loyaal aan elkaar te blijven.
Tot zover de geschiedenis. Laat me nu kijken naar de gebeurtenissen die zich het afgelopen jaar hebben voorgedaan, waarvan sommigen mij hebben verrast.
Toen ik voor het eerst naar China ging, ontmoette ik veel mensen in machtsposities die vurig in de principes van een open samenleving geloofden. In hun jeugd waren ze naar het platteland gedeporteerd om opnieuw te worden opgeleid, vaak met ontberingen die veel groter waren dan de mijne in Hongarije. Maar ze overleefden en we hadden veel gemeen. We waren allemaal aan het ontvangende einde van een dictatuur.
Ze wilden graag meer weten over de ideeën van Karl Popper over de open samenleving. Hoewel ze het concept erg aantrekkelijk vonden, bleef hun interpretatie enigszins verschillen van de mijne. Ze waren bekend met de confucianistische traditie, maar er was geen traditie van stemmen in China. Hun denken bleef hiërarchisch en had een ingebouwd respect voor een hoge functie. Ik, aan de andere kant, was meer egalitair en wilde dat iedereen een stem had.
Ik was dus niet verbaasd toen Xi Jinping in eigen kring serieuze tegenstand ondervond, maar ik was verrast door de vorm die het aannam. Tijdens de leidersconferentie van afgelopen zomer in de badplaats Beidaihe, deed Xi Jinping kennelijk een paar stappen terug. Hoewel er geen officieel communiqué was, waren er geruchten dat men tijdens de bijeenkomst de opheffing van termijnen - en de cultus van persoonlijkheid die Xi rond zichzelf had opgebouwd - afkeurde.
Het is belangrijk om te beseffen dat dergelijke kritiek op Xi slechts een waarschuwing was voor zijn excessen, maar dat daarmee de limiet van twee termijnen niet werd opgeheven. Bovendien werd 'The Thought of Xi Jinping', dat hij propageerde als zijn distillatie van de communistische theorie, verheven tot hetzelfde niveau als het 'gedachtegoed van president Mao'. Dus blijft Xi de opperste leider, mogelijk voor zijn hele leven. Het uiteindelijke resultaat van de huidige politieke machtsstrijd blijft onopgelost.
Ik heb me op China geconcentreerd, maar open samenlevingen hebben veel meer vijanden, waaronder met name Poetin's Rusland. En het gevaarlijkste scenario is wanneer deze vijanden samenspannen en van elkaar leren hoe ze hun mensen beter kunnen onderdrukken.
De vraag stelt zichzelf, wat kunnen we doen om ze te stoppen?
De eerste stap is het gevaar herkennen. Dat is waarom ik vanavond spreek. Maar nu komt het moeilijke deel. Degenen onder ons die de open samenleving willen behouden, moeten samenwerken en een effectieve alliantie vormen. We hebben een taak die niet aan overheden mag worden overgelaten.
De geschiedenis heeft aangetoond dat zelfs regeringen die de individuele vrijheid willen beschermen ook veel andere interesses hebben en dat zij voorrang geven aan de vrijheid van hun eigen burgers boven de vrijheid van het individu als algemeen beginsel.
Mijn Open Society Foundations zijn toegewijd aan het beschermen van mensenrechten, vooral voor degenen die geen regering hebben die hen verdedigt. Toen we vier decennia geleden begonnen waren er veel regeringen die onze inspanningen ondersteunden, maar hun aantal is uitgedund. De VS en Europa waren onze sterkste bondgenoten, maar die zijn nu bezig met hun eigen problemen.
Daarom wil ik me concentreren op wat ik beschouw als de belangrijkste vraag voor open samenlevingen: Wat gaat er gebeuren in China?
De vraag kan alleen door het Chinese volk worden beantwoord. Het enige wat we kunnen doen is een scherp onderscheid maken tussen hen en Xi Jinping. Sinds Xi zijn vijandigheid tegenover de open samenleving heeft verklaard, blijft het Chinese volk onze belangrijkste bron van hoop.
En er zijn wel degelijk redenen om hoopvol te zijn. Zoals sommige Chinese experts mij hebben uitgelegd is er een confucianistische traditie, die voorschrijft dat van de adviseurs van de keizer wordt verwacht dat zij zich uitspreken wanneer zij het ten zeerste oneens zijn met één van zijn acties of decreten, zelfs als dat tot ballingschap of executie kan leiden.
Dit was een grote opluchting voor mij toen ik op de rand van wanhoop was. De toegewijde verdedigers van de open samenleving in China, die rond mijn leeftijd zijn, zijn grotendeels met pensioen en hun plaatsen zijn ingenomen door jongere mensen die voor promotie afhankelijk zijn van Xi Jinping. Maar er is een nieuwe politieke elite ontstaan die bereid is de confucianistische traditie te handhaven. Dit betekent dat Xi thuis een politieke oppositie blijft houden.
Xi presenteert China als voorbeeld voor andere landen om na te bootsen, maar hij wordt niet alleen thuis, maar ook in het buitenland geconfronteerd met kritiek. Zijn 'Belt and Road' programma loopt al lang genoeg om zijn tekortkomingen aan het licht te brengen.
Het was bedoeld om de belangen van China te behartigen, niet de belangen van de ontvangende landen. Haar ambitieuze infrastructuurprojecten werden hoofdzakelijk gefinancierd met leningen, niet met schenkingen, en buitenlandse ambtenaren werden vaak omgekocht om ze te accepteren. Veel van deze projecten bleken oneconomisch te zijn.
Een treffend voorbeeld is Sri Lanka. China bouwde een haven die haar strategische belangen dient. Het lukte niet om voldoende commercieel verkeer aan te trekken om de schuld af te betalen en dat stelde China in staat om de haven in bezit te nemen. Er zijn elders diverse vergelijkbare gevallen en deze veroorzaken wijdverbreide afkeuring.
Maleisië leidt de tegenaanval. De vorige regering met aan het hoofd Najib Razak liet zich verkopen aan China, maar in mei 2018 werd Razak uit het ambt gestemd door een coalitie onder leiding van Mahathir Mohamed. Mahathir stopte onmiddellijk verschillende grote infrastructuurprojecten en onderhandelt momenteel met China over de compensatie die Maleisië nog moet betalen.
De situatie is niet zo duidelijk in Pakistan, de grootste ontvanger van Chinese investeringen. Het Pakistaanse leger is volledig gebonden aan China, maar de positie van Imran Khan die afgelopen augustus premier werd, is meer ambivalent. Aan het begin van 2018 kondigden China en Pakistan grootse plannen aan in militaire samenwerking. Tegen het einde van het jaar bevond Pakistan zich in een diepe financiële crisis. Maar één ding werd duidelijk: China is van plan het 'Belt and Road' programma ook voor militaire doeleinden te gebruiken.
Al deze tegenslagen hebben Xi Jinping gedwongen zijn houding tegenover het 'Belt and Road' programma te wijzigen. In september kondigde hij aan dat 'prestigeprojecten' zullen worden geschuwd ten gunste van beter doordachte initiatieven en in oktober waarschuwde de People's Daily dat projecten de belangen van de ontvangende landen zouden moeten dienen.
Klanten zijn nu gewaarschuwd en een aantal van hen, variërend van Sierra Leone tot Ecuador, zet vraagtekens of wil projecten heronderhandelen.
Het belangrijkste is dat de Amerikaanse regering China nu heeft aangemerkt als een 'strategische rivaal'. President Trump is notoir onvoorspelbaar, maar deze beslissing was het resultaat van een zorgvuldig voorbereid plan. Sindsdien is het idiosyncratische gedrag van Trump grotendeels vervangen door een China-beleid dat werd aangenomen door de agentschappen van het bestuur en dat onder toezicht stond van de adviseur Aziatische zaken van de Nationale Veiligheidsraad Matt Pottinger en anderen. Het beleid werd op 4 oktober uiteengezet in een baanbrekende toespraak van vice-president Mike Pence.
Toch is het te simplistisch om China tot strategische rivaal uit te roepen. China is een belangrijke wereldwijde speler. Een effectief beleid ten aanzien van China kan niet worden gereduceerd tot een slogan.
Het moet veel geavanceerder, gedetailleerder en praktischer zijn; en het moet een Amerikaans economisch antwoord op het 'Belt and Road' programma bevatten. Het Pottinger-plan geeft geen antwoord op de vraag of het uiteindelijke doel is om het speelveld te egaliseren of om zich helemaal van China los te maken.
Xi Jinping begreep volledig de dreiging die het nieuwe Amerikaanse beleid voor zijn leiderschap betekende. Hij gokte op een persoonlijke ontmoeting met president Trump tijdens de G20-bijeenkomst in Buenos Aires. Ondertussen escaleerde het gevaar van de wereldhandelsoorlog en begon de aandelenmarkt in december aan een ernstige uitverkoop. Dit creëerde problemen voor Trump, die al zijn inspanningen had geconcentreerd op de tussentijdse verkiezingen van 2018. Toen Trump en Xi elkaar ontmoetten, wilden beide partijen graag een deal sluiten. Geen wonder dat ze er één hebben bereikt, maar het is totaal niet afdoende; een 90-dagen bestand.
In de tussentijd zijn er duidelijke aanwijzingen dat er een wijdverbreide economische teruggang in China in de maak is, die de rest van de wereld treft. Een wereldwijde groeivertraging is het laatste dat de markt wil zien.
Het onuitgesproken sociale contract in China is gebaseerd op een gestaag stijgende levensstandaard. Als de neergang van de Chinese economie en aandelenmarkt ernstig genoeg is, kan dit sociale contract worden ondermijnd en kan zelfs het bedrijfsleven zich tegen Xi Jinping keren. Een dergelijke neergang zou ook de doodsteek van het 'Belt and Road' programma kunnen zijn, omdat Xi dan mogelijk geen middelen meer heeft om zoveel verlieslatende investeringen te blijven financieren.
Wat de kwestie van wereldwijde internet governance betreft, is er een niet-verklaarde strijd tussen het Westen en China. China wil de regels en procedures dicteren die de digitale economie beheersen, door met haar nieuwe platforms en technologieën de ontwikkelingslanden te domineren. Dit vormt een bedreiging voor de vrijheid van internet en indirect voor de open samenleving zelf.
Vorig jaar was ik nog steeds van mening dat China sterker verankerd zou moeten worden in de instellingen voor mondiaal bestuur, maar sindsdien heeft het gedrag van Xi Jinping mijn mening veranderd. Mijn huidige visie is dat in plaats van een handelsoorlog te voeren met praktisch de hele wereld, de VS zich zouden moeten concentreren op China. In plaats van ZTE en Huawei lichtvaardig los te laten, moet men hard tegen ze optreden. Als deze bedrijven de 5G-markt gaan domineren, dan zou dat een onaanvaardbaar veiligheidsrisico vormen voor de rest van de wereld.
Helaas lijkt president Trump een andere koers te volgen: doe concessies aan China en verklaar de overwinning, terwijl hij zijn aanvallen op Amerikaanse bondgenoten hernieuwt. Dit kan de Amerikaanse beleidsdoelstelling om China's misstanden en excessen te beteugelen juist ondermijnen.
Laat me tot slot de boodschap samenvatten die ik vanavond wil overbrengen. Mijn belangrijkste punt is dat de combinatie van repressieve regimes met IT-monopolies die regimes een ingebouwd voordeel geeft ten opzichte van open samenlevingen. De controle-instrumenten zijn nuttige hulpmiddelen in handen van autoritaire regimes, maar vormen een dodelijke bedreiging voor open samenlevingen.
China is niet het enige autoritaire regime in de wereld, maar het is de rijkste, sterkste en technologisch meest geavanceerde. Dit maakt Xi Jinping de gevaarlijkste tegenstander van open samenlevingen. Daarom is het zo belangrijk om het beleid van Xi Jinping te onderscheiden van de ambities van het Chinese volk. Het sociale-kredietsysteem zou, als het operationeel zou worden, Xi volledige controle over de mensen geven. Omdat Xi de gevaarlijkste vijand is van de open samenleving, moeten we onze hoop vestigen op het Chinese volk, en vooral op het bedrijfsleven en een politieke elite die bereid is de confucianistische traditie hoog te houden.
Dit betekent niet dat degenen onder ons die in de open samenleving geloven passief moeten blijven. De realiteit is dat we ons in een Koude Oorlog bevinden die dreigt te veranderen in een hete oorlog. Aan de andere kant, als Xi en Trump niet langer aan de macht waren, zou zich een mogelijkheid voordoen om meer samenwerking tussen de twee cyber-supermachten te ontwikkelen.
Het is mogelijk om te dromen van iets soortgelijks als het Verdrag van de Verenigde Naties dat ontstond uit de Tweede Wereldoorlog. Dit zou het juiste einde betekenen van de huidige conflictcyclus tussen de VS en China. Het zou de internationale samenwerking herstellen en open samenlevingen laten floreren. Dat vat mijn boodschap samen.