Alles beweegt cyclisch: de lange Kondratieffgolf (Deel 3)

Alles beweegt cyclisch: de lange Kondratieffgolf (Deel 3)

Cycli en trends lopen als een rode draad door het leven. Het is het fundamentele ritme van de mens, de natuur, maar ook van de economie en de financiële markten. De idee dat de geschiedenis volgens een patroon verloopt, kan daarom worden benut om de toekomstige loop der gebeurtenissen te voorzien. Het grote voordeel is dan dat je daarop kunt inspelen. Dat is ook de reden dat ik bij beleggen gebruik maak van cycli met mijn Trend Tracker systeem.

Vanwege het grote belang van cycli en cyclisch denken, willen we daar aandacht aan besteden in deze artikelenreeks. Achtereenvolgens zullen dat de volgende onderwerpen zijn. Wat is een cyclus eigenlijk? Welke cycli kunnen we onderscheiden in de economie en de financiële markten? En hoe verhouden die zich tot elkaar? In het eerste deel behandelden we de belangrijkste economische cycli en gaven we inzicht in de grote golfbewegingen op de huizenmarkt. In het tweede deel gingen we in op de lange Kondratieffgolf dat we in dit deel verder behandelen.

 

De Kondratieff-cyclus in vier seizoenen

De kondratieff-cyclus kunnen we onderverdelen in vier seizoenen:

  1. Lente: opbouwfase
  2. Zomer: consolidatiefase
  3. Herfst: expansiefase met desinflatoire groei
  4. Winter: liquidatiefase met deflatie en krimp

1. Lente

Dit is de opbouwfase die gepaard gaat met inflatoire groei, vooral in productie- en consumentenprijzen. Bedrijven hebben weinig concurrentie te duchten vanwege de liquidatie in de voorgaande periode. Zij kunnen daarom de prijzen verhogen. Zij hebben geen schulden (meer) en aandelenkoersen staan laag. De economie groeit en de prijzen stijgen langzaam. De centrale bank garandeert goedkoop geld om de oplevende de economie te ondersteunen. Consumenten zijn te huiverig om geld te lenen en schulden te maken. Rente en inflatie blijven laag. Aandelen en onroerend goed zijn zeer laag gewaardeerd.

De infrastructuur wordt opgebouwd of voorzichtig uitgebreid. De inflatieverwachting blijft laag. Oudere ondernemers hebben nog geen vertrouwen in de economie, want de schrik van de crisis (winter) zit er nog goed in. Zij breiden hun productiecapaciteit niet uit, omdat ze verwachten dat de economie weer zal terugvallen. Jonge ondernemers investeren echter wel en winnen marktaandeel.

De maatschappij heeft lang onder deflatie geleden en heeft daardoor te veel productiecapaciteit afgestoten en gesaneerd. De vraag was kunstmatig laag gehouden. Daardoor zijn mensen meer geneigd huizen te kopen en duurzame producten aan te schaffen. Jongere ondernemers spelen hier veel beter op in en winnen steeds meer marktaandeel, vooral dankzij hun goede inschatting wat inflatie en economische groei betreft. Vandaar dat zij de topondernemers van de toekomst worden.

De werkloosheid daalt verder. Lonen en prijzen stijgen vanwege de lichte inflatie. Langzaam maar zeker nemen de schulden weer toe. Aan het eind van de renteperiode staan ze weer op een relatief hoog niveau, wat dus de groei beperkt. Deze periode is uiterst geschikt om te beleggen in aandelen en onroerend goed, maar slecht voor beleggingen in edelmetalen en andere grondstoffen. De laatste lenteperiode was van 1949 tot 1966, het jaar waarin de Vietnamoorlog begon te escaleren.

2. Zomer

Dit is de consolidatiefase. De economie groeit verder, maar prijzen en lonen nemen nog sneller toe. Het gevolg is een periode van ‘stagflatie’, dat wil zeggen een economische stagnatie (weinig tot geen groei) met hogere inflatie. Doordat de inflatie blijft toenemen en de economische groei blijft afnemen, wordt de stagflatie structureel van aard. De centrale bank beperkt de geldhoeveelheid om verschijnselen van oververhitting te voorkomen.

Recessies zijn het gevolg. Mensen blijven echter gokken op hogere inflatie. Ondernemers blijven hogere inflatie verwachten en stemmen hun productiecapaciteit hierop af. Consumenten nemen steeds meer krediet op, vooral hypotheken op huizen, als tegenwicht voor de geldontwaarding.

Dan wordt de economie getroffen door een ernstige recessie, die het vertrouwen in de economie ernstig aantast. De productiviteit daalt en de werkloosheid stijgt. De inflatie en rente stijgen verder tot ongekende hoogte. Dit luidt het einde van de zomer in. Voor investeerders in aandelen en obligaties is dit een slechte periode. Investeringen in edelmetalen, onroerend goed en grondstoffen zijn zeer winstgevend. De laatste zomerperiode was 1966 tot 1980. Toen bereikte de inflatie een hoogtepunt en de groei van de wereldeconomie een dieptepunt.

3. Herfst

Dit is de expansiefase die wordt gekenmerkt door desinflatoire groei. De economie groeit, maar de inflatie wordt steeds minder. De economische groei is niet zo dynamisch als tijdens de lentefase. Centrale banken en overheden denken, omdat de economie niet zo hard groeit, er goed aan te doen meer te stimuleren.

Aangezien de inflatie afneemt, denken zij ook ruimte te hebben voor een verruiming van het monetaire beleid. Centrale banken stimuleren de economie door enorme geldinjecties en overheden doen dit door belastingverlagingen. Dit lukt, wat resulteert in een gigantische groei van de geldhoeveelheid, waardoor veel lucht in de economie wordt geblazen.

Consumenten- en producentenprijzen blijven stijgen, maar ze vlakken af. Iedereen heeft nog steeds de sterke geldontwaarding van de zomerperiode in gedachten en handelt hier ook naar. Ondernemers blijven hun productiecapaciteit uitbreiden. Overheden bouwen nog meer tekorten op door de belastingen verder te verlagen. Er treedt steeds meer concentratie van rijkdom op waardoor de rest van de bevolking verarmt en de vraag naar leningen toeneemt. Daardoor neemt de maatschappelijke druk op banken toe om steeds meer leningen te verstrekken aan minder kredietwaardige klanten. Wat hun financiële positie uiteindelijk verzwakt.

De sterk toenemende geldhoeveelheid lokt speculatie uit en veroorzaakt enorme prijsstijgingen in aandelen, obligaties en onroerend goed. Er ontstaat een algemeen beeld dat een nieuw tijdperk is aangebroken. Men spreekt van 'A New Era'. Bijna iedereen denkt dat in dit nieuwe tijdperk recessies tot het verleden zullen behoren. Consumenten en bedrijven zijn bereid, dankzij het (onterechte) vertrouwen dat zij hebben in de economie, schulden op lange termijn aan te gaan.

Toenemende schulden

De private en publieke schulden stijgen in verhouding tot de inkomsten naar recordhoogte. Daardoor is het mogelijk dat een kleine stijging van werkloosheid, rente of goederenprijzen een situatie creëert waarin de rente op de schuld moeilijk of helemaal niet kan worden terugbetaald. Uiteindelijk is de onbalans in de economie, op de aandelenbeurzen en huizenmarkten zo groot dat we – bijna altijd achteraf – spreken van een bubbel, waarbij de expansie haar plafond heeft bereikt.

Een bubbel kenmerkt zich doordat er niet gekocht wordt op basis van reële waarde, maar van een verwachte prijsontwikkeling. Er wordt niet geïnvesteerd, maar gespeculeerd. Dit kan kort of lang duren, maar de bubbel zal uiteenspatten. Zo is het ook in het dagelijks leven. De minste of geringste tegenvaller doet zich voor en de prijsstijgingen nemen af of de prijzen beginnen zelfs te dalen. Economische groei slaat om in krimp, enzovoort. Deze fase vormt een haussemarkt voor onroerend goed, aandelen en obligaties en kenmerkt zich door prijsdalingen voor goederen en edelmetalen. De laatste herfstperiode was van 1980 tot 2000.

4. Winter

Dit is de neergaande fase: de liquidatiefase. In deze tijd wordt een eind gemaakt aan de excessen uit de voorgaande periode. Het is een natuurlijke reactie op de onverantwoorde speculatie. Er vindt noodgedwongen executie plaats van vele schulden. Tal van bedrijven, instellingen en personen zullen hun schuldverplichtingen niet kunnen nakomen en worden failliet verklaard door hun schuldeisers. Dit leidt tot groot en langdurig ineenkrimpen van de economie: een depressie. Het doel van een depressie is de onbalans in het systeem te corrigeren door een einde te maken aan de schuldenberg.

Drie deelfasen

Deze periode kent drie deelfasen. De eerste begint wanneer aandelenbeurzen hun hoogste punt hebben bereikt en de bubbel uiteenspat. Aandelenkoersen dalen, de economische groei neemt zienderogen af en de werkloosheid neemt sterk toe. Centrale banken reageren door de rente drastisch te verlagen en overheden nemen stimuleringsmaatregelen.

Deze leiden naar de tweede deelfase, waarin aandelenbeurzen, evenals de economie, een tijdelijk herstel doormaken. De werkloosheid blijft echter hoog of neemt zelfs toe. Aangezien dit herstel kunstmatig is, is het tijdelijk. Als dit besef doordringt, dan is de derde deelfase aangebroken: de echte liquidatiefase. De economie krimpt opnieuw en de werkloosheid neemt verder toe. De krediethoeveelheid neemt af, de koopkracht daalt en consumenten hebben minder geld te besteden.

Het vertrouwen in de economie daalt verder. Aandelenkoersen zakken als een baksteen en bereiken nieuwe dieptepunten. De huizenprijzen dalen en het algemene prijsniveau daalt zodanig dat deflatie ontstaat. Consumenten stellen hun aankopen uit, omdat zij weten dat goederen goedkoper worden. Er ontstaat een neerwaartse spiraal door een daling van producenten-, consumenten- en onroerendgoedprijzen.

Eindfase

Dit leidt tot veel bedrijfsfaillissementen, een ineenstorting van het financiële systeem en een vlucht vanuit papiergeld naar edelmetalen. Het luidt ook het einde in van het Westerse monetaire systeem gebaseerd op de Amerikaanse dollar. Een ander belangrijk kenmerk is immers dat landen importheffingen gaan instellen om hun thuismarkt te beschermen tegen de teruglopende vraag naar goederen.

Valuta worden gedevalueerd en veel opgebouwde – papieren – rijkdom wordt vernietigd. De kredietverlening droogt op, waardoor de reële financiële middelen verdwijnen. Wanneer het consumentenvertrouwen op het dieptepunt is aangekomen, geldt dat ook voor het vertrouwen in het banksysteem.

De maatschappelijke orde loopt gevaar totaal ontredderd te raken. Daardoor ontstaat een enorme vlucht uit papierwaarden – aandelen, obligaties van instellingen met grote schulden en papiergeld – naar vaste waarden als edelmetalen. Tegelijkertijd heeft men veel last van valutacrises wanneer het krediet krimpt en het rentepercentage zal stijgen. Buitenlanders vluchten uit valuta van landen die te maken hebben met de ergste excessen. Deze periode wordt gekenmerkt door deflatie.

De laatste winter was van 1929 tot 1949. De huidige winter is begonnen in 2000. Deze verdiepte zich met de kredietcrisis van 2008 en is nog steeds in volle gang.

Dat de Kondratieff-winterperiode zoveel langer duurt en we nog steeds desinflatie hebben en geen deflatie, komt doordat de financiële economie de reële economie totaal heeft overvleugeld, zoals eerder beschreven in dit artikel. Daardoor weten zowel economen als beleggers niet meer waar ze het zoeken moeten, zoals uitgelegd in dit artikel.

De oorzaak ligt bij het telkens weer ingrijpen van overheden en centrale banken. Zij strooien steeds vaker en met steeds meer miljarden en creëren met hun manipulaties een kunstmatige stabiliteit die bijna iedereen op het verkeerde been zet, zoals u in het volgende artikel kunt lezen.

Eric Mecking

Eric Mecking

drs. Eric Mecking is historicus, schrijver, spreker, financieel-economisch analist en adviseur. Hij heeft zich gespecialiseerd in cyclisch denken en beursanalyses. Zijn unieke cyclische beleggingssysteem - Trend Tracker - gebruikt hij om te handelen op de financiële markten en om de belangrijkste beursontwikkelingen bij te houden voor Geotrendlines.

Lees alles van Eric Mecking »